king op Sumatra's Oostkust in ernstige mate met ankylostomiasis is besmet, ondanks den voortdurenden strijd, die tegen de ziekte gevoerd wordt. Het Javaansche gedeelte der koelies is sterker geïnfecteerd dan liet Chineesche; de voornaamste bron van infectie moet Java zijn, daar de Chineezen meer wormen herbergen naar mate ze langer in het land zijn, de Javanen omgekeerd.

Hoe ernstig is nu de infectie der alhier immigreerende Javanen? Is deze infectie zoo ernstig, dat zij een direct gevaar oplevert voor de koelies zelf en voor de cultuur-en mijnbouw-ondernemingen, die met Javanen arbeiden?

Ik beschik over sectie-materiaal, dat op deze vragen een antwoord kan geven.

Dit materiaal werd op de volgende wijze verkregen. De nieuw geïmporteerde Chineesche en Javaansche koelies komen in de haven van Deli, Belawan, aan en worden naar Medan gebracht, waar ze een onderkomen vinden in groote loodsen, die ruim 1000 man kunnen bergen. Aldaar contracteeren zij tegenover den Controleur, worden vervolgens uitgezocht en groepsgewijze per spoor, per osseukar of te voet naar de ondernemingen gezonden, waar ze thuis behooren.

De immigranten werden in de Hongs door mij geïnspecteerd; de zieken werden bijeen geplaatst en hun werden zoo noodig medicijnen verstrekt.

Op den dag van vertrek werd uitgemaakt of zij in staat waren de reis te ondernemen; zoo niet, dan werden ze in het Hospitaal der Deli-Maatschappij opgenomen. Het aantal der zieken onder de immigreerende Javanen is zeer groot; ik was genoodzaakt, geheele groepen naar het Hospitaal te zenden; de booten van China brachten veel minder zieken aan. Velen van hen, die opgenomen werden, stierven, en leverden mij het materiaal voor de secties, hoewel lang niet allen konden worden geopend, daar, zoodra familieleden of vrienden den doode komen begraven, de sectie achterwege wordt gelaten.