de lijder rechtuit blijft liggen en dat hij niet afzakt of meebuigt (vooral bij zwakke en oude menschen).

Aan het gezonde been zoekt men nu de drie richtpunten op, die in een rechte lijn van af de spitia ilei ant. sup., nu eens langs den binnenrand van de patel la en van den grooten teen dan weer op de grens tussclien binnenste en middelste derde deel van de patella en tussclien grooten en tweeden teen, blijken te liggen. De voet moet hierbij rechthoekig of iets dorsaalwaarts geflecteerd en in pronatie gehouden worden.

De twee bovenste richtpunten worden nu met inkt aan de zieke zijde aangeteekend.

Vervolgens wordt, terwijl een persoon het onderste fragment en de breukplaats en een tweede helper knie en bovenbeen ondersteunen, de beenlade afgenomen.

Door langzaam toenemende extensie aan de hiel gedurende eenigen tijd en door lichte rotatie bewegingen van den voet gelukte het mij steeds in de door mij behandelde gevallen ') repositie te verkrijgen.

Na de repositie legt een helper een flinke laag vette watten om het voetgewricht en fixeert het met een paar toeren van een gazen windsel.

Hierna wordt de riem van Loopuijt aangelegd. Dit vernuftig bedacht hulpmiddel bestaat uit twee stukken. Het eene stuk is een lange leeren riem ter lengte van 103 cM. en ter breedte van 5 cM., aan het eene einde voorzien van een gesp en aan het andere einde van een haakje van

, I 12 cM.

dezen vorm I ,

Het andere stuk bestaat uit drie leeren riemen ter breedte van 4.7 cM, die uitgaande van één middelpunt over eene lengte van 34 cM onderling een hoek van 120° vormen. Alle drie zijn van ponsgaatjes voorzien.

*) Slechts van twee (nos. 18 en 19) mijner vier in Indië met goed gevolg behandelde gevallen kon ik de ziektegeschiedenissen terugvinden.