van het gebruik van verscli gedestilleerd water, waardoor men zoo niet elke reactie kan vermijden, dan toch tot een minimum kan beperken.

Vóór hem had reeds Marschalko getracht de reactie te ontgaan door de salvarsan-oplossing niet te maken met physiologische zoutsolutie, maar met een hypotonische oplossing van 0,5 °/0 NaCl.

Hij ging van de veronderstelling uit, dat door het oplossen en alkalisch maken van het salvarsan in physiologische zoutsolutie de vloeistof hypertonisch zou worden, waarom hij zoutoplossingen van geringere concentratie gebruikte.

Het resultaat was zeer gunstig, echter niet afdoende.

Naderhand is door onderzoekingen van Loeb en van Mayer gebleken, dat deze salvarsan-oplossing absoluut niet hypertonisch was.

Daarop volgde een onderzoek van Wechselmann, waarin hij aantoonde, dat de soms zeer ernstige reactieverschijnselen die hij waarnam, afhankelijk waren van een onvoldoende sterilisatie van de physiologische zoutoplossing. Uit de zoutsolutie, die '/2 uur lang gekookt had en die gebruikt werd voor de injectie, konden thermostabiele saprophyten worden gekweekt.

Dat deze verontreiniging niet de «enige oorzaak kon zijn, bleek uit de temperatuursverhoogingen, die wij na de injectie zagen optreden, niettegenstaande de zoutoplossing steriel was. Zij werd soms weken bewaard zonder dat er zelfs een spoor van bacterieele verontreiniging optrad; herhaalde maken heb ik ze geënt op bouillon zonder eenig resultaat.

In een latere publicatie schrijft Wechselmann de oorzaak van de onaangename gevolgen van de injectie toe aan de in het water opgeloste proteïnen afkomstig van bacteriën,

die reeds vóór de sterilisatie in het gedistilleerde water

%

aanwezig waren.

Om deze gevolgen te vermijden ving hij het gedestilleerde

50