aan de toepassing van het vaccin. Zooals ik heb gehoord, zijn er collega's geweest, die op grond van de waarneming van Dr. Leopold iedere waarde aan het vaccin hebben ontzegd, en daarom de toepassing ervan achterwege hebben gelaten. Het is vooral hierom, dat ik meen verplicht te zijn deze statistiek, die mij achteraf is gebleken naar alle waarschijnlijkheid niet zoo onverdeeld betrouwbaar te zijn als ik oorspronkelijk meende, nader te moeten bespreken.

Kort nadat de uit Stagen verstrekte gegevens door mij waren gepubliceerd, ontving ik van Dr. Leopold een brief, waarin hij mij schreef, dat hij tot zijn zeer groote ergernis had bemerkt, dat de cijfers, die hij mij had opgegeven, en waarvan hij de publicatie had verzocht, niet juist waren. Hem was nl. gebleken, dat het hem door de administratie der onderneming opgegeven aantal der niet ingeente koelies te hoog was geweest. In werkelijkheid was dus het morbiditeitscijfer der door cholera aangetaste niet-gevaccineerden hooger dan 0.87%. (Hoeveel dit wel moest zijn werd in den brief niet vermeld, slechts werd aangegeven, dat het verschil niet groot was). De verhouding der morbiditeitscijfers van geënten en niet-geënten was dus iets beter geweest dan uit de gepubliceerde cijfers zou volgen. Ook al neemt men dit bij de beoordeling der statistiek in aanmerking, dan nog blijven de uitkomsten der cholera-inentingen te Stagen beslist Ongunstig. Het morbiditeitscijfer van 1.16% der geënten is zóó hoog, dat hieruit niets van eene prophylactische werking van het vaccin blijkt.

Van Dr. Kiewiet de Jonge, die collega Leopold hier te Batavia heeft gesproken, hoorde ik, dat de inentingen tegen cholera te Stagen niet door den heer Leopold zelf zijn verricht en ook niet persoonlijk door hem zelf zijn gecontroleerd, doch dat een Europeesch ziekenoppasser met de vaccinatie belast is geweest, en dat dus deze de cijfers heeft verstrekt, waarop de geheele statistiek berust. Dit nu lijkt mij op zijn zachtst uitgedrukt al zeer gevaarlijk.