De behandeling der choleralijders in het Militair Hospitaal te Weltevreden tijdens de laatste epidemie,

DOOR

H. W. J. van DIJKEN,

Officier van Gezondheid 2e kl.

In het begin der maand September j.l. werd mij de behandeling der lijders in de Besmettelijke Afdeeling van het Militair Hospitaal te Weltevreden opgedragen en het duurde niet lang of enkele barakken werden door choleralijders in beslag genomen. Het aantal dier lijders nam gaandeweg toe, zoodat het door den Chef der genoemde ziekeninrichting wenschelijk geacht werd, met onderling overleg der Officieren van Gezondheid, een schema op te stellen, volgens hetwelk de binnenkomende choleralijders zouden worden behandeld, aangezien de geneesmiddelen wisselden naar gelang de inzichten waren der wachtdoende doktoren en deze handelwijze allicht den lijders niet ten goede kwam. Bij de bespreking liet de een zich kennen als een voorstander der calomeltherapie, een ander hechtte méér waarde aan creoline, terwijl een derde eene andere opinie was toegedaan en een vierde nog weer een afwijkende meening had. Als behandelend geneesheer der lijders stelde ik, bij deze meeningsverschilien, voor, oin indien het individueel medisch geweten dat toeliet, zich voorloopig te bepalen tot eene symptomatische behandeling, totdal verdere onderzoekingen eene andere handelwijze zouden eischen.

De symptomatische behandeling bestond uit: tanninelavementen, hypodermoclysen van physiologische zoutsolutie,