alléén bij gevallen van longenpest de buren van het pesthuis werden geisoleerd; dit moge als regel in het allervroegste begin der pestbestrijding hebben plaats gevonden, later, toen Dr. .van Loghem ons geleerd had, dat de rattepest bij het constateeren van het pestgeval als regel niet meer in het pesthuis, maar wèl bij de buren was (zie hiervoor van Loghem in het Ned. Tijdschr. v. Qeneesk. 1912- le helft no. 4 pag. 212), werden ook de bewoners van de meest belendende huizen van het pesthuis uit hunne woningen geevacueerd (van Loghem 1. c. pag. 227 en Deutmann in het Geneesk. Tijdschr. v. Ned. Indië deel 52 afl. 4 pag. 435).

Een verouderd standpunt neemt de heer Kiewiet de Jonge in over den duur van het infectiegevaar der pesthuizen (pag. 520 regel 23 en 24 van boven). Reeds hierboven werd opgemerkt, dat bij het constateeren van het pestgeval de rattepest als regel reeds uit het pesthuis is verdwenen. Daaruit volgt, dat op dit oogenblik eventueel nog aanwezig infectiegevaar binnen het pesthuis, e ve n e e n s weer als regel, haren oorsprong alléén kan vinden in de aanwezigheid van rattevlooien, wier natuurlijke gastheeren reeds sedert meer of minder langen tijd zijn gestorven. Uit proeven nu van den heer Swellengrebel over het lot van door den dood van haren waard vrijgekomen rattevlooien is gebleken, dat zelfs bij zeer hooge vlooiengetallen, na den betrekkelijk korten termijn van 5 dagen alle vlooien, die de vangdieren (caviae en ratten) niet hadden bereikt, waren verongelukt. Voor nadere bijzonderheden hier omtrent kan ik verwijzen naar mijne verhandeling over: „De „Woningverbetering als middel ter bestrijding en voorkoming „van het pestgevaar op Java" in het 57e nummer van den Bond van Geneesheeren in Ned. Indië, waarin genoemde experimenten van Dr. Swellengrebel uitvoerig beschreven zijn.

Echter niet alléén voor de pesthuizen, doch ook voorde huizen in de directe omgeving van het pesthuis, ja zelfs