auteur aanhaalt, met wien men het niet eens is. Dit toch doet Dr. de Raadt. Terwijl hijzelf tot de conclusie komt dat het pestvaccin geen invloed uitoefent op de mortaliteit, citeert hij een alinea als bewijsplaats, waarin staat, dat „die Schutzimpfung gewisse praktische Erfolge hat". Wanneer men een auteur in een hoofdfeit desavoueert, is het wel eigenaardig, dat men er in een analoog punt zijn bewijs aan ontleent.

Dr. de Raadt moet zelf aannemen, dat de vraag naar de waarde van het pestvaccin nog niet geheel is opgelost: het feit, dat hij tot resultaten komt, die lijnrecht staan tegenover elders verkregene, bewijst dit wel met zekerheid. Waar we dus van de werking van het pestvaccin zeker nog niet alles weten, is het daar zoo irrationeel, aan de mogelijkheid te denken, dat Dr. de Raadt, die in zake den invloed van het vaccin op de mortaliteit tot zoo afwijkende resultaten kwam, ook ten opzichte van de morbiditeit tot andere uitkomsten zou komen dan de elders verkregene? Mij dunkt, dat deze veronderstelling meer raison d'être heeft, dan het standpunt van Dr. de Raadt, die, omdat het nu eenmaal in de handboeken staat, a priori aanneemt, dat zijn resultaten met betrekking tot de morbiditeit analoog moeten zijn met wat er vroeger gevonden is, hoewel zijn uitkomsten in zake den invloed op de mortaliteit daarvan afwijken.

Dat de Heer de Raadt, zooals hij op blz. 5 zegt, als maatstaf voor de werking van het vaccin (in zijn eerste publicatie) niet de morbiditeitscijfers nam, en dus alleen rekening gehouden wenschte te zien met de mortaliteitscijfers, kon ik met den besten wil ter wereld niet vermoeden. Wanneer iemand in een publicatie van 8'/2 bladzijden 4 pagina's wijdt aan den invloed van het vaccin op de morbiditeit, en slechts één aan de mortaliteit, dan kan men heusch niet verlangen, dat iedereen dadelijk moet begrijpen dat het den schrijver alleen om die laatste pagina te doen is.

Dr. de Raadt geeft op blz. 4 een berekening, die naar