Het is slechts aan weinigen bekend, dat Westhoff in deze eerste Amsterdamsche jaren zich bij de behandeling van een traclioompatiente niet Knapp's rolpincet infecteerde en trachooni acquireerde op het rechter oog, waaraan hij jaren gesouffreerd heeft. Geen wonder dat hij een aanhanger was der exquisiete contagiositeit van het traclioom.

In deze jaren was het Westhoff, die in 's Lands hoofdstad èn de publieke opinie èn de bevoegde autoriteit wakker schudde om front te maken tegen de praktijken van den egyptischen staarsteker Goolam Kadir, die in het vorstelijke Amstel-Hötel troonde en reeds aardig op weg was, menig Nederlandsch burger in te palmen voor de zoo aanlokkelijke reclinatie der lens, in stede van hen te doen deelachtig worden de zegeningen der vindingen van Jean Jacques Daviel en Albrecht von Graefe.

De reeds tijdens zijn Indische loopbaan aangevangen medisch literarische werkdadigheid werd in liet vaderland krachtig voortgezet.

In 1894 zien wij hem optreden als mede-oprichter en redacteur van het „Medisch Weekblad", welke laatste functie hij tot zijn dood bekleedde.

De laatste jaren van zijn verblijf in Amsterdam benutte Westhoff, door zich onder leiding van den bekwamen heer Lenderink, den directeur van het instituut tot onderwijs van blinden in 's lands hoofdstad, op de hoogte te brengen van het onderwijs aan blinden. In 1900 keerde hij onder den drang van familie-omstandigheden naar deze gewesten terug, toegerust met een rijke ervaring als oculist en op de hoogte van de grondslagen van het blindenonderwijs.

Aanvankelijk opende hij een kliniek voor ooglijders te Batavia, die echter spoedig werd overgebracht naar Bandoeng, omdat hem het klimaat in de Preanger hoogvlakte toelachtte en doordat een vacature was ontstaan in het civiel geneesheerschap te Bandoeng, waarnaar hij solliciteerde, doch tot veler verbazing zonder succes.