D aanbrengen, dan krijgen wij A'= ^ d.w.z. de gezichtsscherpte, waarmede men de centimeterletter op een

afstand van 1 M. onder een hoek van 1' ziet. A= -

34.376

gedeelte der eenheidsgezichtsscherpte van Snellen.

Hieruit volgt, dat de eenheidsgezichtsscherpte van Snellen

(V = -g-= l) 34.376 acuitaseenheden is en dat bij één acuitas de gezichtsscherpte naar Snellen V = 0.02909.

Laan behandelt de belangrijke vraag of de formule van Snellen V= -g- den grondslag voor letterproeven mag vormen d.w.z. of hare herkenbaarheid werkelijk in gelijken graad als hare grootte toeneemt?

Uit een eerste serie van proeven bleek, dat de oogbewegingen geen aandeel hebben in het herkennen van letterproeven. Het beeld wordt herkend, als het nog rustig op het centrum van het netvlies ligt. Eene kleine letter geeft dicht nabij dit centrum een beeld, terwijl om grootere voorwerpen te herkennen meer peripheer gelegen kegels deelnemen. Hieruit volgt, dat de formule V = slechts dan juist kan zijn, als alle werkzame kegels hetzelfde perceptievermogen bezitten. Percipieeren de periphere kegels minder goed, dan worden de randen van groote letters moeielijker herkend dan de centrale deelen en hare herkenning eischt meer dan door de formule V = ^ wordt uitgedrukt.

Het onderzoek omtrent den eventueelen invloed van oogbewegingen vond op de volgende manier plaats.

Eerst werden de letterproeven vergeleken 1°. Terwijl zij slechts 0.25 sec. zichtbaar waren; d i. zoolang het oog nog niet bewogen wordt en 2°. Naar verkiezing een langeren waarnemingstijd, opdat zich de oogbewegingen kunnen doen gelden. Hieruit bleek, dat de letterproeven even goed met als zonder oogbewegingen herkend werden.

Dan echter werd bewezen, dat de bewegingen ook werkelijk bij deze waarnemingen niet plaats vinden. Door