Verscheidene vergelijkende proeven, later verricht met de bedoeling, beide methoden, de oorspronkelijke en de door mij gewijzigde, met elkaar te vergelijken, gaven steeds weer dezelfde uitkomsten, zeer onduidelijk of in het geheel geen reactie met de eerste, zeer duidelijke uitslagen volgens de tweede methode.

Waarschijnlijk moeten deze verschillen worden toegeschreven aan het verschil in „kamertemperatuur" hier en in Europa; daar gemiddeld 15° C., hier te Batavia 28° C.

Daar het uitsluitend in mijne bedoeling lag, na te gaan of de medicus practicus iets aan de reactie had, heb ik niet naar de oorzaak van het verschil tusschen Europa en hier gezocht. Het zou natuurlijk aanbeveling verdienen, hier de buisjes steeds in een stoof bij een bepaalde temperatuur te houden, maar hierdoor worden weer inrichtingen noodzakelijk, die met het door mij vooropgestelde doel niet strooken.

Het is mij gebleken, dat het voor het gelukken der reactie noodig is, enkele voorzorgen in acht te nemen.

Het cholestearine en het glycocholas natricus betrekt men liefst van Merck. Vooral het glycocholas natricus moet, daar het zeer hygroscopisch is, in een kalkstopflesch bewaard worden.

De beste resultaten verkreeg ik, als ik de aikoholische cholestearine-stamoplossing vierentwintig uren vóór het begin der proef bereidde. De waterige glycocholas-natricusoplossing echter moet enkele minuten vóór het begin der proef worden gemaakt.

Bij de bereiding der cholestearinesuspensie gaat men liet best als volgt te werk:

Stel, men heeft 30 sera te onderzoeken, dan wordt een voldoende hoeveelheid (i.c. 6 c.c.m.) stamoplossing afgemeten. Veel beter is het, wat meer, b.v. 8 c.c.m. te nemen, daar men later bij het afpipetteeren wellicht wat morst.

De afgemeten hoeveelheid wordt in een Erlenmeyersche