kuituur als agglutinatie betrof niet van typhusbacillen waien te onderscheiden. Hij kou deze verandering slechts bij één stam waarnemen, terwijl twee andere stammen, die hij tegelijkertijd onderzocht, hun karakter niet verloren.

Het is naderhand gebleken, allereerst door onderzoekingen van Conradi en Boit, dat Altschüller niet met reinkulturen had gewerkt, terwijl Berghaus heeft aangetoond, dat de alkaligenesstam, dien Doebert kon veranderen in een typhusstam, evenzoo verontreinigd was met typhusbacillen. Niettegenstaande dit leek liet mij toch wel de moeite waard om eens na te gaan of er een verwantschap kon worden aangetoond tusschen typhus- en alkaligenesbacillen, m.a.w. in dit speciale geval om te beproeven of het serum van de patiente ook typhusbacillen agglutineerde en zoo ja, of dit berustte op een mede-agglutinatie.

Allereerst werd nogmaals nagegaan of het serum van de patiente choleravibrionen agglutineerde. In een verdunning van 1:10 was er een spoor van agglutinatie, de verdunning 1:25 was echter geheel negatief.

Daarna werd geagglutineerd met de uit de faeces gekweekte bac. faecalis alkaligenes, en met een typhuskultuur T8 uit het laboratorium, die reeds jaren lang voor agglutinaties werd gebruikt.

Het resultaat was het volgende:

Serumverdunning 1:600 + bac. faec. alkal. Agglutinatie totaal.

» 1:800 + „ „ „ „ duid. pos.

» ^: 1000 + „ „ „ „ zwak „

„ 1:200 +bac. typhi abd. „ totaal.

" 1: 300 + „ „ n n duid. pos.

» 1 :400 + „ „ „ n zwak „

Dit resultaat was niet zoo verrassend, want typhus abdominalis komt in de tropen vrij frequent voor en het meest voor de hand lag hier, dat we te maken hadden met iemand, die nog niet zoo heel lang geleden typhus had doorgemaakt, misschien zelfs wel met een bacillendraagster, tengevolge