lische chloreta verbonden is, welke verbindingen onoplosbaar zijn in ether. En zelfs bij vervanging van alcohol inde plaats van ether, levert deze methode geenerlei voordeel op. Schneider beveelt als de zekerste en gevoeligste methode van onderzoeking de volgende aan: Men laat door het te onderzoeken vocht een galvanischen stroom gaan, voortgebragt door eene batterij van 6 elementen van Smee. De positieve eleotrode wordt daargesteld dooreen platinaplaatje van 4 centimeters lengte en 1 centimeter breedte; voor de negatieve electrode dient een gouddraad van 1 millimeter dikte, welke ineen dikker uiteinde van 2 millimeters diameter eindigt. Om zich na de bewerking te overtuigen, dat de gouddraad geamalgameerd is geweest, brengt men haar ineen glazen buis , welke aan een einde is uitgetrokken, en men sluit deze aan het tegenovergestelde uiteinde door de lamp. Men verhit vervolgens het gedeelte der buis, waar het metaal zich bevindt, tot de rooclgloeihitte, en als meneenige sporen van gesublimeerde kwik bespeurt, drijft men deze in het haarbuisgedeelte. Daarna trekt men de buis inde lamp uit, zoodfrnig, dat men aan het einde der haarhuis nog een wijder gedeelte laat. Hierin brengt men vervolgens eene geringe hoeveelheid iodium, en men zal dan waarnemen, dat daar, waar zich het kwik bevindt, de iodiumdampen verdwijnen en er gele (Hg4 J3) of roode (Hg J) ringen ontstaan, welke men kan sublimeren en die bestaan uit eene opeenhooping van kleine kristallen. Door deze methode kan men nog 0,00 L gr. Hg 01 en 500 deelen water ontdekken, üoewel onder deze omstandigheid de amalgamatie der negatieve electrode niet met het bloote oog zigtbaar is; het is niet dan door de verandering in Hg J dat de aanwezigheid van kwik merkbaar wordt. De amalgamatie van het goud wordt niet goed zigtbaar, dan wanneer men met eene vloeistof werkt, welke op 1500 0.0. zuur gemaakt water, 0,005 gr. Hg 01 bevat. De kwiksublimaat is een slechte geleider van den electrischen stroom, het iodetum hydrargyrosum geleidt ze in ’t geheel niet. Men moet

28