en van welk namaaksel de Regering van mij een verslag begeerde, hetwelk is opgenomen in Scheik. Verh. en Onderz, Deel 111, St. 1, (1860), p. 103. De uitkomst van het onderzoek van het namaaksel was, dat het niet het natuurlijke vertegenwoordigde, en ik raadde daarom het natuurlijke ten gebruike op nieuw aan, en wees ook vooral op het wenschelijke, om de natuurlijke wateren, die geneeskrachtig zijn, te blijven gebruiken, daar de analytische scheikunde genoegzaam getoond heeft, haar laatste woord nog niet te hebben gesproken. Het namaken bepaalt zich tot hetgeen in het natuurlijke lot nu gevonden is , en al waren het alleen de ontdekkingen van Bunsen, die onlangs in wateren nieuwe, geheel onbekende ligchamen aangewezen heeft, ligchamen van nog onbekende hoedanigheden , zoo zou er grond genoeg zijn, naar mijn oordeel, om geen namaaksel inde plaats vaneen natuurlijk geneeskrachtig water te stellen. Tegen een en ander zijnde HH. van Eijndhoven en Comp., fabriekanten van het nagemaakte, opgekomen in het Tijdschrift voor Wetenschappelijke Pharmacie, bij een brief van 3 Nov. 1860, daar vermeldende een onderzoek van den Heer van der Burg van Rotterdam, van natuurlijk en van naar een anderen grondslag nagemaakt Grebangan s water. Het is billijk, dat de altera pars worde gehoord: ik bestrijd elk geneeskrachtig namaaksel; de leveranciers van het laatste verdedigen het. In zoo verre kan er niemand eenig bezwaar tegen inbrengen, en kon ik gerust de zaak aan de geneeskundigen overlaten, niet releverende, dat een scheikundige een namaaksel in bescherming neemt. De Heeren van Eijndhoven en Comp. en van der Burg gaan echter verder en betoogen, dat het natuurlijke niet goed is, en dat het kunstmatige moet gebruikt worden. Oppervlakkig zou men zeggen, dat daar een namaaksel alleen het natuurlijke kan tot grondslag hebben het namaaksel niet goed kan wezen, zoo het natuurlijke niet goed is; want men heeft nagemaakt naar iets, dat niet deugt. Inderdaad, voor zulk eene meeniug is grond.

194