Wanneer eene vette met eene opdroogende olie vervalscht is, dat gemakkelijk te onderkennen is aan de elaïdin-massa, door de aanwezigheid vaneen vloeibaar vet, zoo wordt do proef herhaald; men laat ze nog gedurende een halve dag langer bij eene temperatuur ten naasten bij van 25° C. staan en brengt ze zonder omschudding op eene plaats, waar de gewone temperatuur heerscht. Gewoonlijk wordt de van de vloeibare olie vrijwillig afgezonderde elaïdin vast, en men vindt de opgedroogde olie of op de elaïdin-massa drijvende, of zij bevindt zich in onregelmatige lagen inde elaïdin-massa vermengd. Men brengt de geheele vetmassa op een koele plaats (van + 8 tot 10° C.) op een gedroogd afgewogen Altruin, waarin de vloeibare olie wordt gezogen. Wat het papier meer weegt, is benaderend de niet vastgeworden olie. Moet men daarentegen eene opdroogende olie, met eene vette vervalscht, onderzoeken, zoo moet men eveneens de elaïdin-proef herhalen. Na gedurende 2 dagen gestaan te hebben, brengt men de vetmassa op een filtrum. De vastgeworden olie blijft terug. Het filtrum moet eveneens vooraf gedroogd en de filtratie op eene koele plaats worden bewerkstelligd. Eene volgende proef is de zwavelzuur-proef. Hiertoe is een zwavelzuur van 1,830 S. G. voldoende. Een sterker zuur werkt te schielijk verkolend. Men plaatst een horlogieglas op een stuk wit papier, giet op het glas circa 10 droppels olie en dan 2 tot 3 droppels zwavelzuur, zoodat het van de randen van het glas inde olie vloeit. Er ontstaan de volgende kleur-reactiën: Oliën. Zonder omroering. Na eenig omroeren. Papaverolie. geel. bruinachtig olijfgroen. Zonnebloemolie, geel of bruinachtig geel. geelbruin tot zuiver bruin. Amandelolie. helder geel. vuil geel. Olijfolie. geel. vuil bruin. Lijnolie. bruinrood. zwartbruin.

235