1. Een deel benzoëzuuranhydride werd bij verhitting in een retort blootgesteld aan de inwerking van droog chlorwaterstofgas. Er verzamelde zich vrij spoedig inden hals der retort en inde recipiënt eene menigte kristallijne naalden met eene kleurlooze vloeistof doortrokken. De eersten bleken C HOI te zijn benzoëzuur-hydraat 143 |q2 de laatste had /O TT O \ een karakteristieke reuk van chlorbenzoyl I 145 werkte hevig op de oogen en gaf, behandeld met ammoniak, kristallen van benzamide 14 Hg j Dit deze proef blijkt alzoo, dat het molekul van het benzoëzuur-anhydride door inwerking van waterstofgas zich splitsen en geven zuur-hydraat en chlorbenzoyl: CI4 Hs 02 j Hl CH Hs 02j Cl4 H5 021 0,4 H5 02i Cli – Hi°s+ Cl( 2. Een ander deel benzoëzuur-anhydride werd vervolgens bij verhitting in eene retort blootgesteld aan de inwerking van droog zwavelwaterstofgas ; de massa nam spoedig eene bruine kleur aan, terwijl de kristallen , vermengd met enkele droppels vaneen geel oiieachtig vocht zich verzamelden inden hals der retort en gedeeltelijk inden ontvanger. Nadat de werking ongeveer een uur geduurd had, werd de massa uit de retort genomen en gaf, behandeld met spiritus, eene geelbruine empyreumatische oplossing en een vrij aanzienlijk onoplosbaar residuum van half verkoolde stoffen. Eindelijk beproefde ik te vergeefs om eenige bepaalde stof van de alcoholische oplossing af te scheiden en om de weinige met dein den retort-hals gesublimeerde massa, vermengde droppels van het gele vocht af te zonderen. Daar deze massa inmiddels benzoëzuur-hydraat bleek te zijn , was het klaarblijkelijk eene decompositie van anhydride en het werd alzoo de vraag om andere, bij deze decompositie te voorschijn gekomene stoffen te vinden. De proef werd daarom herhaald maar nu zóó, dat de verhitting bewerkstelligd werd ineen ehlorzinkbad, dat op eene tem-

360