Pharmaceutisch Weekblad

VOOR NEDERLAND. ONDER EEDACTIE VAN R. J. OPWIJOA, Apotheker te Nijmegen.

liet Pharmaceutisch Weekblad wordt eiken Zaturdag uitgegeven hij den Boekhandelaar D. B. CENTEN te Amsterdam. Prijs per jaargang, franco per post, f 4.50. Alle stukken, welke men in dit Blad wenscht opgenomen te zien, gelieve men franco in te zenden aan den Redacteur, onmiddelijk of' onder couvert van den Uitgever uiterlijk vóór Woensdag te Amsterdam of vóór Donderdag te Nijmegen. Prijs der advertentiën: Vaa 1 tot 6 Regels fl.—, elke regel meer 15 Cts., behalve het zegelregt.

le Jaargang. j ZONDAG, 25 September 1864 | I°. 22.

Inde Troonrede is onder de wetsontwerpen, die aan de Kamers op nieuw ter behandeling zullen worden aangeboden , door Z, M. de wet tot regeling van het geneeskundig staatstoezigt het eerst vermeld. De handverkoop inde apotheek. Wetsontwerp IV art. 11 in verhand met art. 35 alin. 3. In vele apotheken maakt bij de receptuur de handverkoop eene wezenlijke bron van bestaan uit, die levendigheid inde zaak aanbrengt en door de dadelijke betaling hare aantrekkelijke zijde heeft. Deze handverkoop wordt hoofdzakelijk bedongen door den gunstig gelegen stand, maar niet minder door de persoonlijkheid van den apotheker. Hij eischt niet alleen goede waren bij matige prijzen, maar tevens voorkomendheid en vriendelijkheid , geduld en toegevendheid, in één woord gemakkelijken omgang met allerlei slag van mensohen. De nieuw aangebodene wetsontwerpen openen voor den handverkoop inde apotheek eene vermeerdering en uitbreiding door den handel in het klein aan de Droogisten te verbieden *), maar zij onderwerpen dezen verkoop tevens aan eene belemmerende be. paling, die voor den apotheker de nadeeligste gevolgen kan na zich slepen. Op de verzekering van deskundigen heeft de Minister de bepaling van het maximum van prijs voor de geneesmiddelen laten varen. Wij ontsnappen dus aan de poging tot het verbinden van twee uiteenloopende beginsels, namelijk vaneen onbeperkt getal apotheken met een artseuijtax. Ia art. 11 echter is eene bepaling gebleven, omtrent wier aadeelige rigting wij wenschten, dat de Minister ook door praktische deskundigen was of werd ingelioht. Art. 11 luidt namelijk: „De apotheker mag geene geneesmiddelen afleveren dan op recept of die met bepaalde aanduii.ding van het verlangd geneesmiddel gevraagd worden.” De memorie van toelichting zegt; „Bepaalde aanduiding »van het verlangde geneesmiddel beteekent, dat het verlangde middel moet genoemd worden en men niet vol) Wij wenschea dit Onderwerp ineen volgend nommer te behandelen.

„staan kan eenig middel tegen eene aangeduide ziekte te „vragen, waarbij de keuze van het middel aan den apotheker blijft overgelaten.” En dat het den Wetgever ernst is met de handhaving dezer bepaling blijkt uit art. 35 , alinea 3 : „Overtreding van art. 11 wordt gestraft met „gevangenisstraf van 3 maanden tot een jaar en geldboete „van f 75 tot f 300, tezamen of afzonderlijk, met of „zonder ontzegging van de bevoegdheid tot uitoefening van „het beroep van apotheker voor den tijd van één tot 6 maan„den.” De bedoeling is : den apotheker geheel den weg af te snijden tot het uitoefenen van eenigen anderen tak der geneeskunst, dan waartoe hij bevoegd is. Het is waar, de handverkoop, die den apotheker met het genezing zoekend en hulp vragend publiek in onmiddelijke aanraking brengt, geeft de meeste aanleiding tot overtreding. Hiertegen waakt echter reeds art. 30 van Ontwerp 111, alwaar in het algemeen met eene gevangenisstraf van drie maanden tot een jaar en geldboete van f75 tot ƒ3OO te zamen of afzonderlijk bedreigd worden degenen, die, zonder daartoe bevoegd te zijn, geneeskunst tegen of zonder belooning uitoefenen, terwijl omtrent den apotheker, hulpapotheker en leerling-apotheker nog is bijgevoegd, dat, indien zij de schuldigen zijn, hun tevens de uitoefening van hun beroep voor den tijd van één tot zes maanden kan worden verboden. Waartoe de ampliatie van dit verbod in art. 11 van Ontwerp IV, waartoe de herhaling der bedreigde straf in art. 35 van ditzelfde Ontwerp ? Het publiek, dat een geneesmiddel buiten voorschrift van den geneesheer verlangt, moet het uitdrukkelijk noemen. Is de raad tot genezing eener kwaal gegeven door den geringste in het Koningrijk, hij is niet strafbaar, wanneer hij er maar geen opzettelijk bedrijf van maakt (art. 1 van Ontwerp III). Waagt het de apotheker echter’eenig middel tot genezing te kiezen, hij wondt"mét”<ïfe‘ jstj-engste strafbepalingen bedreigd. Daarbij blijft Iw|:hog,|'|ian!èyoordelijk , volgens art. 26 van Ontwerp ]V, voor de overtreding der wet door zijn of leerling-