apotheker, zoo eenige schuld of nalatigheid van zijne zijde tot de overtreding aanleiding gegeven of bijgedragen heeft. Het zwaard van Hamodes hangt den arme onophoudelijk boven het hoofd. Hij, die het praktisch leven van deu apotheker kent, weet, tot hoeveel vexaties eene der-

gelijke bepaling aanleiding kan geven, hoeveel omzigtigheid en bedachtzaamheid in woorden er zal vereischt worden , om niet inde strikken van dit artikel te vallen. Verre zij het van ons, dat wij eenigermate het dusgenaamde „praktiseren der apothekers” voorspreken of vergoelijken. Wanneer de apotheker, door empirie geleid, zich vermeet, ziekten te willen herkennen en tot hare genezing zamengestelde geneesmiddelen eigendunkelijk toereikt, wanneer hij het gebied betreedt eener kunst, waarop hij wordt verondersteld een vreemdeling te zijn en bijna altijd een vreemdeling is, dan pleegt bij eene daad, die hij tegenover zich zelven, tegenover de maatschappij niet kan verantwoorden en behalve de straf van den regter wacht hem de beschuldiging van zijn geweten. Geheel anders echter is het geval, wanneer hij, bekend met de krachten zijner geneesmiddelen, in zijne aanraking met de lijdende mensohheid bij den hand verkoop hier een wenk, daar een raad ten beste geeft en enkelvoudige geneesmiddelen uitreikt, zonder dat zij bepaald bij namen worden genoemd, bijv. voor verkoudheid altheawortels of iersohe mos, voor het maagzuur magnesia alba, voor pijn inde ingewanden pepermunt water, voor ligte verwonding emplastrum adhaesivum , enz. enz., om nog van dringende gevallen te zwijgen, waarbij weigering van hulp onmenschelijkheid zou heeten. —• Art. 11, zooals het daar ligt, is niet alleen onredelijk en onhoudbaar, maar het zal zijn doel geheelmissen, daar men het op allerlei wijze zal zoeken te ontduiken. De Eransche wetgeving bevat een soortgelijk artikel, maar nog dezer dagen sprak de élite van Erankrijk’s Pharmaceuten het voor den Minister uit, „hoe het, als een gewoon gevolg „van eene overdrevene reglementering, niet wordt op„gevolgd en ook niet kan worden opgevolgd.” (Journal de Pharmacie et de Chimie Sept. 1864.) Wil men het behouden , dan moest het alleen slaan op het toereiken van zamengestelde geneesmiddelen zonder bepaald voorschrift van den geneesheer, en zou in dien geest bijv. op de volgende wijze kunnen geredigeerd worden: „Art. 11. De „apotheker mag geene zamengestelde geneesmiddelen, in „den vorm vaneen artsenijmiddel gebragt, afleveren dan „op recept vaneen geneesheer.” – De afzonderlijke strafbepaling op overtreding van dit artikel kon vervallen , daar deze inde termen valt van onbevoegde uitoefening der geneeskunst. —• Indien daarbij de lijst der vergiften, volgens art. 9 aan te wijzen door den Minister van Binnenlandsche Zakêu na eene Commissie van deskundigen gehoord te hebb , famelijk wordt uitgebreid en alle heroïsche middelen daanu worden-opgenomen, dan valt ook het gevaar weg, dat onder uen dagelijksohen handverkoop van den apotheker-sterk '.rakende middelen, zooals bij name de syrupus paps veris allri of slaapstroop, cantharides, jalappe, aloë

enz. en hunne bereidingen begrepen worden, omdat deze vergiftige zelfstandigheden slechts mogen afgeleverd worden volgens de bepalingen in art. 16 , of op het voorschrift vaneen geneeskundige, of aan apothekers, aan geneeskundigen tot het leveren van geneesmiddelen bevoegd , aan veeartsen, of op schriftelijke en onderteekende aanvraag, met opgave van het doel, waartoe de vergiftige zelfstandigheden dienen moeten, aan andere, doch bij hem bekende personen. JLeerllng-apotliekers en apothekersleerlingen. De toekomstige betrekking van leerling-apotheker schijnt, zooals wij uit eene ons gemaakte opmerking vernamen, niet allen duidelijk te zijn. Men verwart deze klasse van personen met onze tegenwoordige apothekers-leerlingen, niettegenstaande de toelichting op art. 8 van Ontwerp II zegt, hetgeen tevens uit den aard der zaak blijkt, „dat „de leerling-apotheker, waarvan hier sprake is eu aan „wien eene bevoegdheid wordt toegekend, moet onderscheiden worden van hem, die bij een apotheker en in „de apotheek enkel onderwijs geniet." Wij beschreven in ons vorig nommer de betrekking van leerling-apotheker. Om tot deze betrekking te geraken, moet men praktische kennis opdoen. „Waar de leerling-apotheker „een en ander leeren zal,” zegt de toelichting, „doet niets „ter zake, maar dat werkzaamheid in eene apotheek gedurende eenigen tijd noodig zal zijn, spreekt wel van „zelf.” Waar ook anders zal hij de praktijk van het recepteren aanleeren P De leerling-apotheker is een bevoegd, verantwoordelijk, in zeker opzigt zelfstandig persoon. De apothekers-leerling, ongeëxamineerd en onbevoegd mag geene werkzaamheden verrigten dan inde onmiddelijke tegenwoordigheid van den apotheker, die dus voor al zijne handelingen inde apotheek geheel verantwoordelijk is, alsof hij ze zelf verrigt had. Eene ernstige waarschuwing voor velen, die inden tegenwoordigen tijd wel eens wat veel op hunne leerlingen laten aankomen. Wij herhalen, wat wij in N°. 17 schreven. Er worden volgens de nieuwe wetsontwerpen inde apotheek 4 verschillende personen geteld: I°. de apotheker, 2°. d& hulp-apotheker, 3°. de leerling-apotheker, deze drie allen geëxamineerd , beëedigd en bevoegd, 4°. de ongeëxamineerde apothekersleerling. Slechts van het bestaan der hulp -apothekers en leerling-apothekers inde apotheek behoeft de inspecteur kennis te dragen. De apothekers-leerling is als zoodanig alleen bekend, bij den apotheker, die wel van het aannemen en ontslaan van hulp-apothekers en leerling-apothekers kennis moet geven, maarde apothekers-leerlingen geheel voor zijne eigene verantwoordelijkheid aanneemt, houdt of ontslaat. Uittreksels uit binnen- en buitenlandsche tijdschriften. Bepaling van het gehalte aan soda-salpeter in potassasalpeter. Deze bepaling kan met tamelijke zekerheid geschieden door de verschillende verhouding dezer beide