>die. iif; de apotheken onzer steden. Integendeel, misschien hier en daar Vat. milder behagelijk in vorm, wat minder netjes ingepakt of in wat minder fraaije Heschjes en doosjes afgeleverd welk alles met het kleed bij ' den mensch gelijk staat , en hoegenaamd geene deugdelijkheid van het inwendige waarborgt, zijn zij over ’t algemeen deugdelijker en meer *te vertrouwen dan die op recept inde steden worden afgeleverd. En dit zeer natuurlijk, Mijnheer de President, want wie kan er meer en gróoter belang bij hebben, dan de geneesheer, dat zijne zieken goede

en deugdelijke medicamenten erlangen ? Laat het zich wel denken, dat een geneesheer slechte en ondeugdelijke geneesmiddelen of in te geringe hoeveelheid aan zijne zieken zal toedienen ? En is men daarvan bij den apotheker wel zoo zeker ? Zoo hoogere pligten door hem al eens wierden voorbijgezien , zijn menschelijk gevoel hier al eens sluimerde, en zijn geweten was digtgeschroefd, zijne reputatie en zijne beurs staan er immers mede op het spel! Maar als het zoo is gelijk de Minister verzekert, dat de bereiding der geneesmiddelen bij de geneeskundigen ten platten lande zoo verre achterstaat bij die inde apotheken onzer steden , waarom dan in art. 13 van wetsontwerp IV de verzegeling van alle afgeleverd wordende geneesmiddelen aan de apothekers voorgeschreven? Dat wordt immers noodig geacht om zoo als het heet de identiteit te constateren, en gevoigelijk den apotheker, die ondeugdelijke of slecht bereide geneesmiddelen alleverde te kunnen straffen , iets dat niet wel quadreert met de zoo even gehoorde lofspraak. Worden nu in weerwil van die lofspraak de geneesmiddelen door de apothekers zóó slecht bereid afgeleverd, dat tegen de meening der meerderheid in de Kamer, de Regering aan die verzegeling meent te moeten blijven vasthouden , en staat , zoo als de Regering zegt, de bereiding der geneesmiddelen bij de geneeskundigen ten platten lande nog verre bij deze verdachte en slechte bereiding door apothekers ten achteren , dan vragen wij in ernst, of het dan niet de pligt der Regering is, den eersten den besten dag eene wet uitte vaardigen, waarbij aan plattelands-geneeskundigen op staanden voet het leveren van geneesmiddelen verboden wordt? De zorg der Regering behoort zich toch ook over de bewoners van het platteland uitte strekken ! ? En wij achten het verkieslijker dat de aflevering van slecht bereide geneesmiddelen verboden worde, dan dat daardoor zieken en zwakken ten grave worden gevoerd. Wel is waar zal daardoor, inde eerste jaren vooral, eenige ongelegenheid voor de plattelandsbewoners ontstaan, maar het is uit de oude geschiedenis bekend dat het volkrijke liabylon geheel zonder geneesheereu was en dal Rome oudtijds, gedurende een tijdvak van niet minder dan zes honderd jaren, alle geneesheereu uit die stad verjoeg en verbrandde, zonder dat wij vinden aangeleekend dat de sterfte onder de bevolking daardoor toenam. Maarde stelling van den Minister, Mijnheer de President, is, zoo als wij zeiden, niet juist: het is eene dwaling, het is eene onverdiende blaam werpen op de plattelands-geneeskundigen , door te stellen en te beweren, dat door de geneeskundigen ten platten lande aan hunne zieken minder deugdelijke geneesmiddelen zouden geleverd worden dan door apothekers. Hebben deze wel dat belang hetwelk de geneesheer er bij heeft? Toen ik in 1847 in Groningen kwam , om er voor de geneeskunde opgeleid te worden , telde men er elf apothekers, waaronder slechts een enkele die men vermogend noemde. Sedert dien lijd is de bevolking omdat het eene vesting is betrekkelijk slechts weinig toegenomen, en thans telt men er niet minder dan zes en twintig apothekers. Denkt nu de Minister dat al die zes en twintig apothekers zoo bij uitstek deugdelijk bereide geneesmiddelen afleveren? Inde Provinciale Groninger courant van den Sisten Januarij jl. werd dooi* »een chris!enmensch” het voorstel gedaan om «onderling eene apotheek op te rigten, met een jong rnensch (geëxamineerd) aan het hoofd, ten doel stellende deugdzame medicijnen [dat bij sommigen wel hapert) te leveren, voor de helft minder dan men gewoonlijk betaalt.” Dit schijnt er wel toe te leiden om de zoo even gedane vraag ontkennend te moeten beantwoorden en te moeten aannemen , dat de bereiding van geneesmiddelen , door geneeskundigen ten platten lande, niet zóó verre achterstaat bij die inde apotheken onzer steden, als de Minister wel schijnt te gelooven. En wat zal, in dit opzigt, vervolgens het geval moeten worden bij de apothekers ten platten lande, alwaar alle concurrentie zal zijn afgesneden? «Er is geen enkele houdbare grond te vinden, waarom aan de geneesheereu inde steden het zelf-dispenseren wordt verboden , of ! liever, waarom hij met straf wordt bedreigd, die een vak uitoefent, | zoo geheel een mét het zijne en waartoe hij zeker alle bekwaamheid 1 bezit, waardoor hij niemand schade berokkent, dan misschien den I apotheker, wiens monopolie daardoor kan lijden. Mag ineen land, i waar men zoo gelukkig is eene vrijzinnige wetgeving te bezitten , zulk I eene reden gelden?

«Waarom zal nu een stedelijk geneeskundige (een medicinae doctor)! die, wanneer hij in eene kleine plaats gevestigd ware, het regt ha* geneesmiddelen te leveren, ditzelfde regt niet in eene stad bezitten? Wf zijn overtuigd dat de scheiding der artsenijbereidkunst van de gene»# kunst nutteloos en onnoodig is, en zien er daarentegen groote in, wanneer dit zoogenaamde medische axioma in eene wet wordt op' genomen. Ook in het buitenland deelt men in ons gevoelen. In Zwhj serland (wij willen in Europa blijven) staat het eiken medicus vrij neesmiddelen te leveren , en men ziet of hoort daar niets van eeuigf nadeelen, die daarvan het gevolg zouden zijn. Op het laatste in Duitscbj land gehouden oeconomisch-politisch congres, sprak over Dispensin Freiheit dr. Fischer; op hem volgde dr. Panner en daarna dr. Löwej die allen, en vooral de laatste, in eene keurige redevoering er OH aandrongen, dat het leveren van geneesmiddelen door de artsen vrij moest zijn. Prof. Hoppe hield op de voorlaatste Yersammlung der M»| turforscher und Aertze eene redevoering over hetzelfde onderwerp, waarov* hij tevens eene zeer lezenswaardige brochure heeft geschreven "), Ooi bij ons is dooreen anonymus dit onderwerp behandeld ineen geschi’9 getiteld: «Is het overeenkomstig het algemeen belang en regt vaardig aan de artsen het leveren van geneesmiddelen te verbieden? door ed practiserend geneesheer, Amsterdam 1862’’ , waarin de nadeelen va' het verbod worden opgesomd en waarin de schrijver aan het einde va' zijn betoog zegt; «Mogt ik door mijn schrijven velen tot de o ver tui gebragt hebben, dat de vermeende noodzakelijkheid, om in belangde zelf-dispensatie te verbieden , tot de vooroordeelen behoort..- \ dat het absolute verbod geene enkele nuttige zijde heeft, dal het na' deelig is voor de lijdende menschheid, nadeelig voor de wetenschap.■ dan zal ik mij dubbel gelukkig gevoelen”, enz. «Eender grootste artsen van den lateren tijd, Christian Wilhelm Hufeland, zegt in zijne Autobiographie (Deutsche Klinik, no, 17, April 1863), terwijl hij zijne loopbaan als praktiserend arts te Weimai' inde j aren 1783—1793, verhaalt, over de zell-dispensatie het volgende , «Auch batte das Selbst-dispensiren raancherlei Vorlheile. Ich lern1* | die Arznei-RÖrper weit besser kennen, konnte„mich selbst von \hs& I Güte und Echtheil überzeugen , war sicher, dass beider Zubereitufll nichts versehen wurde und, was ein Hauptvorzug des Selbft-dispensired1 ist, auch beider Zubereilung halte ich oft noch einen glückliche* ' Ëinfall vonden oder jenen Zusatz (wie ein Roch vonder oder jene'‘ Würze) der die Wirksamheit erhöhte. Nicht zu gedenken des unendlie*1 I grosseren Zutrauens, womit der Kranke die Arznei unmiltelbar aus \ Hand des Artzes empfiug, und man weiss wie viel diess zur WirkuOt [ beitriigt. Genug, es war in aller Hinsicht eine höchst vortrefflich1 I Schule.’’” «Zoo schreef een uitmuntend practisch geneeskundige, een edel & I braaf man, eene der grootste artsen, die Duitschland ooit gehad heeft | een man, die jaren in Pruissen het zijn naauwelijks dertig jare'l geleden over alles geraadpleegd werd, wat geneeskundige wetgevioM betrof en onze ontwerpen houden dit alles voor onwaar andef* ’ zouden ze niet als beginsel kunnen stellen, dat de geneeskunst en d* artsenijbereidkunst, zooveel het maar kan, moeten gescheiden blijven. Dissentiunt viri docti. «Het behoort zeer zeker tot de vooroordeelen , om de zelf-dispensat'1’ (inde steden) te verbieden; gelukkig begint men dat elders in te zie'1' i Zoo lezen wij inde Reisebrief'e aus Grdz {Wiener Medicinische Wochenschrtfr 1 Augustus 1863 , no. 31). «Die Botanik, einer Wissenschaft, die fö] den Mediciner tagiich wichtiger wird , je mehr namlich das vernünfliÖl Princip des Selbst-Dispensirens urn sidh greift, hat ander Grazer Üo*' | versitat”” enz. De zelf-dispensering is dus «»ein vernünftiges Prinzip” volgens den schrijver der Beisebhefe , en wij stemmen hem dit gelift I toe en zouden niet aarzelen, het verbod daarvan met „unvernünftig”l bestempelen. «Het is zoo goed als ónmogelijk , dat op het gebied der therap,c ontdekkingen gedaan worden, wanneer de medicus niet zelf de middel^*1 | toedient, van wier deugdelijkheid en echtheid hij zich bij herhali'1» j heeft overtuigd. Ook eigene ontdekkingen in zijne wetenschap toe I passen, zal hem, wanneer dit ontwerp wet wordt, wil hij zich nie j aan beboetingen en onaangenaamheden blootstellen, niet gegund worde'1» de doctor ten platten lande of daar, waar gelukkig geen gevestigd is, staat daarin ver boven den collega inde stad, *) Die Dispensir-Freiheit oder das Recht und die Verpllichtung & Homoopatische wie auch aller Artzte die von ihnen verordneten selbst auszutheileu. Eine Denkschrift den hohen Ministerien Deutschlai'I*'1*' überreicht von prof. dr. J. Hoppe. Leipzig, Otto Purfust, 1861.