Sedert , zij onze hartelijke en vertrouwende wensch, daardoor wij bevrijd blijven , om het jaar van de viering van het gouden feest van Neêrlands vrijheid en onafhankelijkheid niet tevens als de grondlegging te herdenken, baarbij ons dat dierbare voorrecht werd ontnomen.

Zaandam G. Teaus. J. B. Leenaed. ADRES VAN APOTHEKERS TE ’s GEAVENHAGE. Aan de Eerste Kamer der Staten-Generaal. De ondergeteekenden, alle apothekers te ’s Gravenhage , nemende vrijheid zich tot ü te wenden met het eerbiedig verzoek ~ de geneeskundige wetten, binnen kort aan Uwe vergadering in te dienen , niet aan te nemen. Zij gronden dit verzoek op de volgende motieven: I°. Het geneeskundig staatstoezicht" zooals het thans Wordt voorgesteld, zal den lande op zeer aanzienlijke geldelijke opofferingen te staan komen, zonder dat deze ■Heerdcre uitgaven door daar tegenoverstaande bepaalde voordeelen worden opgewogen. De geneeskundige wetten toch van 1818 voldeden goed aan het oogmerk, en zouden zulks nog beter gedaan hebben , waren zij niet grootendeels op Koninklijke besluiten gegrond, die, sedert eenige jaren kracht van wet missende, in rechten niet meer konden worden ingeroepen ; Werden echter deze Koninklijke besluiten eenvoudig in Wetten veranderd en er zoo noodig het een en ander, dat de ondervinding als wensohelijk heeft doen kennen in gewijzigd of bijgevoegd, zoo zouden de geneeskundige commissiën bij die wetten in het leven geroepen en tot nu toe bestaande, zeer goed in staat en zeer zeker wel zoo geschikt zijn om die wetten te handhaven , als de voorgestelde inspecteurs , die , wil men daarvoor geene jonge lieden nemen die pas de akademie verlaten hebben, maar mannen , die eenige jaren de praktijk uitgeoefend en dus ondervinding opgedaan hebben, vrij hoog zullen moeten bezoldigd worden , terwijl de geneeskundige commissiën, wier lidmaatschap meer als ecu eerepost beschouwd werd, niet of niet noemenswaardig gesalarieerd werden. 2°. De voorwaarden tot verkrijging der bevoegdheid van geneeskundige , apotheker , hulpapotheker enz., zijn van dien aard , dat, om ons te bepalen tot die, welke meer uitsluitend de pharmacie aangaan, het te vreezen is, dat er binnen een zeker aantal jaren geene apothekers meer zullen zijn; om toch tot het examen van hulpapotheker te worden toegelaten, moet men eerst voldoende bewijzen leveren van ervaren te zijn inde Hollandsche, Pransche, Duitsohe en Latijnsche taal, algebra en mathesis , om daarna examen af te leggen in physica, chemie, botanie, zoölogie, mineralogie en recepteerkunst. Een jongeling, die zich tot apotheker wensoht te bekwamen , zal derhalve wel verplicht zijn eene hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus te bezoeken, doch als hij die school op ongeveer achttienjarigen leeftijd verlaat, kent hij nog geen woord latijn en weet natuurlijk van recepteerkunst niets; hij zal dus thans als leerling in eene apotheek moeten worden opgenomen,

(Bladz. 3.) teu einde zich daarin te bekwamen en onder de hand Latijn te leeren; maar zij gelooven zich niet aan overdrijving schuldig te maken, als zij de stelling opperen, dat een jong mensch, die zich in al het opgenoemde, bekwaam gemaakt heeft, zich veel liever aan meer vrije vakken zal wijden of de polytechnische school bezoeken , dan als leerling in eene apotheek te gaan , waar hij, gezwegen van het onvermijdelijke eener zeer gebonden betrekking, die daarenboven inde schatting van het beschaafd publiek vrij laag staat aangeschreven, zich met honderde kleinigheden, die in zijn oog alligt zoo vele kleingeestigheden zullen zijn, vertrouwd moet maken, zonder welke hij evenwel nooit een goed en praktisch bruikbaar apotheker kan worden. Het bovengenoemd examen nu is nog slechts voorbereidend; om het toppunt zijner wensohen te bereiken en zich apotheker te mogen noemen, moet hij nog een veel zwaarder theoretisch en praktisch examen afleggen. 3". De wet, regelende de uitoefening der artsenijbereidkunst, hoewel door de Tweede Kamer der Staten-Generaal van hare meest stuitende bepalingen gezuiverd, draagt nog in alles het kenmerk, dat de wetgever de apothekers niet beschouwt als vrije en wetenschappelijke mannen, die een vak van vertrouwen uitoefenen, maar veeleer als personen, wier eenig streven is, hunne medeburgers zooveel mogelijk te benadeelen en op te lichten, tegen wier listen en lagen men dus niet genoeg op zijne hoede wezen kan, van daar de strenge controle en de crimineele straffen, die tegen de minste vergrijpen , zelfs ter goeder trouw gepleegd, bedreigd worden. De ondergeteekenden zeggen dit niet, om zich geheel aan controle te willen onttrekken, o neen! inspectie der apotheken heeft altijd plaats gehad en kan hare nuttige zijde hebben; de geneeskundige oommissiën echter oefenden dit toezicht op humane wijze uit, maar wat zal hun lot zijn, als zij zich de ongenade van den oppermachtiger! inspecteur op den hals mogten halen, van wiens uitspraak geen hooger beroep bestaat ? En dat dit alles geen ijdel betoog is , kan voldingend blijken uit de eigen woorden van den Minister van Binnenlandsche Zaken, die in eene zijner redevoeringen, inde Tweede Kamer gehouden, deze wet gestigmatiseerd heeft als eene tirannieke wet . een woord en eene zaak dus, waarvan elk vrijgeboren Nederlander een ingeschapen afkeer heeft, Uit het bovenstaande, dat met nog menige opmerking zou kunnen vermeerderd worden, zal het U verklaarbaar voorkomen, dat zij eindigen met het verzoek. waarmede zij aanvingen namelijk dat het ü moge behagen de aan te bieden geneeskundige wetten niet aan te nemen en hen alzoo voor veel schade en schande te bewaren. ’s Geavenhage, den 203t™ April 1865. G. Bisschop. G. V. van Valkenburg. Z. J. de Langen. J. Visser. J. L. F. 0. Snabilié. J. de Jong. T. de Vries. J. W. Duijmaer van Twist. P. T. de Mazure. L. C. Grijseels. J. Duparc. T. D. Vrijdag Zijnen. P. M. Verhoeven Pz. .). 1. Fiers, J. van