Resina podophylli, verkeerdelijk podophylline genaamd, is het resinoïde van Podophyllum peltatim, en wordt door Mayer beschouwd als een mengsel van berberine en hars

(zie N°. 37 van den vorigen jaargang). Dit resinoïde wordt volgens Biroth te Chicago inde Vereenigde Staten bereid door 16 oneen tot poeder gebraehten podophyllumwortel met 3 oneen wijngeest bevochtigd ineen deplaceertoestel te brengen en met zooveel wijngeest door deplaceering uitte trekken, totdat het afloopende vocht bij vermenging met water niet meer troebel wordt. Hiertoe zijn omstreeks 48 oneen wijngeest toereikend. De colatuur door verdamping tot op 6 oneen gebracht, wordt met 48 oneen water vermengd, waarbij het podophylline neerslaat, met water afgewasschen en bij eene zachte warmte gedroogd wordt. Het wordt aldaar in doses van t tot 1 grein ’s morgens en ’s avonds gegeven, dikwijls' in verbinding met oalorael naar de volgende formule ; Ree. calomelatis grau. 5 , podophyllini gran. .1 , M. f. pulvis. S. Ineens te nemen. Om zwavelzure magnesia op een gehalte aan mangaan te onderzoeken wordt de oplossing van dit zout gekookt met salpeterzuur en loodhyperoxyde, wanneer bij aanwezigheid van mangaan eene violetblanwe kleur zal ontstaan. Om volumineuze neerslagen gemakkelijker te praecipiteeren beveelt prof. Knopp aan, bij de oplossingen eene zeer geringe hoeveelheid eener oplossing van visehlijm of gewone lijm te voegen, waardoor vele praecipitaten in een vlokkig coagulum overgaan, hetwelk spoedig inde vloeistof bezinkt en hiervan gemakkelijk kan afgefiltreerd worden. Gegomd linnen in plaats van kleefpleister, sparadrap en Engelsche pleister. Dr. Forst geeft daarvoor het volgende voorschrift op. Men neemt 5 deelen gezuiverde arabische gom en lost deze in 8 deelen gedestilleerd water op. Bij dit zeer dikke gomslijm voegt men eene genoegzame hoeveelheid glycerine , om het eene stroopachtige consistentie te geven. Men brengt dit stroopachtig gomslijm met een penseel op de eene oppervlakte van fijn en zeer glad gemaakt linnen, hetwelk men vóór de bewerking gomt, om het gomslijm te verhinderen het linnen te doortrekken. De bewerking moet schielijk geschieden en het aantal lagen gomslijm, die men op het linnen brengt, verschilt naar de dikte, die men voor het gebruik verlangt. Men knipt bij het gebruik kleine strookeu van dit gegomd linnen af, bevochtigt ze met een weinig water en appliceert ze onmiddellijk. Dit gegomd linnen verdient de voorkeur boven gewone kleefpleister, omdat het reukeloos en zeer buigzaam is, niet inden winter afbrokkelt en evenmin inden zomer opdroogt (welke deugden het aan het glycerine verschuldigd is). Het .trekt niet terug en behoeft geen tijdsverloop om zacht te worden zooals de visehlijm der Engelsche pleister, maar kleeft met water bevochtigd onmiddellijk aan en is bovendien veel lager in prijs.

Verscheidenheden. Een bekend feit is, dat oververzadigde oplossingen vat sommige zouten, bijv. van zwavelzure soda, aluin enz., doo verwarming verkregen, hij bekoeling niet kristaUizeeren, u\Aiei dit bekoelen buiten toetreding der dampkringslucht geschiedt Brengt men ze op de eene of andere wijze in aanraking met de buitenlucht, door het wegnemen der sluiting o door het inbrengen vaneen lichaam, dat inde lucht heef gelegen, dan heeft er oogenhlikkelijk kristallizatie plaats Twee Fransche professoren, Violette en Gernès, pogen dit verschijnsel te verklaren door aan te nemen, dat ziel inde lucht microscopische kristallen van zwavelzure soda of aluin bevinden, die met het oververzadigde vocht in aanraking gekomen, dadelijk kristallizatie doen plaafc hebben. Pasteur, de bekende ontdekker der panspermie die de sporen van zoovele schimmelplanten inde lucht als oorzaken der verschillende gistingsprocessen heeft aangewezen , meende eerst de meening der Heeren Violette en Gernès te moeten tegenspreken, en hij stelde veeleer, dat tijdens de koking zich zoutbevattende dampen aan de bovenwanden verdichten, die bij het toetreden der dampkringslucht naar beneden vallen en de kristallizatie bewerken. Nadat echter Gernès later wel 30 zelfstandigheden aanwees, die hetzelfde verschijnsel vertoonen, is Pasteur tot zijne meening toegetreden en heeft met hem bet aanwezen dezer gekristallizeerde kiemen (!) inde lucht aangenomen. v. Hauer heeft onderzoekingen ingesteld omtrent de licht smeltbare cadmiundegeringen. De proefnemingen van Wooden later van Lipowitz hebben de merkwaardige verlaging in het smeltpunt bewezen, die eene bijvoeging van cadmium-metaal bij licht smeltbare metaalmengsels uit tin , lood en bismuth voortbrengt. De mengingsverhoudingen van Wood en Lipowitz zijn gegrond op aequivalentische verhoudingen der samenstellende metalen , doch komen daarmede niet volkomen juist overeen. Von Hauer heeft deze aequivalentische verhoudingen nauwkeurig nagegaan en bevonden, dat het laagste smeltpunt, namelijk 65°,5 C. wordt bereikt bij de samenstelling; Cd4Sn5Pb5Bi5, of procentisch : 10,75 cadmium, 13,93 tin, 34,81 lood, 50,43 bismuth. Dit metaalmengsel had een specifiek gewicht van 9,685. Zijn smeltpunt, berekend naar de afzonderlijke smeltpunten der samenstellende metalen, zou 383" hebben bedragen, hetgeen dus met het wezenlijke smeltpunt 65°,5 een verschil van 316°,5 oplevert. Dumas heeft eene photo-electrische veiligheidslamp uitgevonden , dooreen inductiestroora te leiden door eene Geisslersche buis , die met zeer verdunde lucht gevuld is. Een zinkkool-element dient tot het opwekken van den stroom, die naar een vonken-inductor van Enhmkorff en van daar naar de Geisslersche buis gaat. In plaats van salpeterzuur wendt men voor het opwekken van den stroom dubbel-chroomzure potassa met zwavelzuur aan, en dewijl hierbij geene gassen ontwikkeld worden kan men het element hermetisch afsluiten en element en inductietoestel bij elkander omvatten, De proefnemingen zijn met deze