Pliariiiaci'iilisdi Weekblad

VOOR NEDERLAND. ONDER REDACTIE VAN * E J. OPWURDA, Apotheker te lijmegen.

I- Het Pharmaceutisch Weekblad wordt eiken Zaturdag uitgegeven bij den Boekhandelaar D. B. CENTEN te o Amsterdam. Prijs per jaargang , franco per post, f 4,50. Alle stukken , welke men in dit Blad wenscht opge® nomen te zien , gelieve men franco in te zenden aan den Redacteur, onmiddellijk of onder couvert van den Uitgever uiterlijk vóór Woensdag te Amsterdam of vóór Donderdag te Nijmegen. Prijs der advertentiën: Van 1 lot 6 Regels f\.— elke regel meer 15 Cis., behalve het zegelrecht. \ ? »

2e Jaargang. | ÏOVIIK;, 25 Haart 1866. | Hf". 4tg.

De tegenwoordige apothekersbedienden en leerlingen-11. B. Hoe zijnde leerlingen inde apotheek bedienden geworden ? Weder op eene zeer eenvoudige wijze. Zij verkregen dien titel, wanneer zij 3 a 4 jaren inde apotheek waren werkzaam geweest, bijv. volgens dein het vorig Nommer vermelde Nijmeegsche instructie art. 56 : „Na zich bin„nen deze stad den tijd van vier achtereenvolgende ja„ren bij eenen of meer Meesters behoorlijk inde Phar„macie geoefend te hebben , zullen zij , op vertooning „vaneen schriftelijk bewijs van hun goed gedrag en met „overlegging vaneen getuigschrift, dat zij gedurende leerjaren zich ordentelijk hebben gedragen en „zich vlijtig inde Kruid-, Schei- en Artsenijmengkun„de hebben geoefend, tegen betaling van drie gulden „vanwege deze (plaatselijke) Commissie ontvangen een „voldoend getuigschrift van wel volbrachten leertijd.” Op andere plaatsen, o. a. te Amsterdam, werd eene soort van bediende-examen afgenomen, echter steeds enkel officieus , want het was nergens inde wet voorgeschreven. C. Welke zijn nu de diensten, die de tegenwoordige apothekersbedienden en leerlingen bewijzen kunnen ? Deze is de moeielijkste der vragen, welke wij ons voorgesteld hebben te beantwoorden , maar tevens de belangrijkste, want daarvan hangt hunne tegenwoordige positie inde apotheek geheel af. Wij vonden bij de vroegere wetgeving nergens eenig onderscheid gemaakt tusschen bedienden en leerlingen. Inde instructie voor apothekers van 31 Mei 1818 zegt art. 4; De apothekers zullen de geneeskundige voorschriften enz. naar den eisch zelven gereed maken of onder hun opzicht en hunne verantwoordelijkheid doen gereed maken ; art. 9. De apothekers, of bij derzelver afwezigheid hunne winkelbedienden of leerlingen, zijn gehouden de visitatie toe te staan; art. 15. De apotheker zelf blijft voor alle overtredingen of abuizen, welke

in het algemeen aan zijnen winkel mochten voorvallen , in persoon verantwoordelijk. De vroegere wet heeft hierin dus volstrekt geene uitspraak gedaan. De apotheker zelf wordt de persoon genoemd, die over de bekwaamheid van zijn bediende of leerling oordeelt. Hij geeft bij het vertrek een getuigschrift over zedelijkheid en bekwaamheid af. Is de bediende of leerling reeds bij een of meerder kunstbroeders in betrekking geweest, dan mag de apotheker gezegde personen niet in zijne apotheek aannemen dan op vertoon van het getuigschrift van zedelijk gedrag en bekwaamheid door den vorigen apotheker afgegeven (art. 17 der instructie). De apotheker behoudt dit getuigschrift benevens het bewijs van inschrijving ouder zich, zoolang de bediende of leerling bij hem in dienst is, ten einde ze, des gerequireerd, bij de visitatie aan de daartoe uit de geneeskundige commissie gecommitteerden te exhibeeren en bij het vertrek geeft hij het bewijs van inschrijving terug , doch het bewijs van zedelijk gedrag en bekwaamheid wordt door hem verwisseld tegen een , op nieuw door hem «elven te geven getuigschrift , aangaande hetgeen hem in beide die opzichten van zoodanigen winkelbediende of leerling zal zijn voorgekomen (art. 18). De rechten der tegenwoordige apothekersbedienden en leerlingen berusten dus op de bewijzen hunner inschrijving en op de getuigschriften hunner vroegere en tegenwoordige patroons. De diensten , die de tegenwoordige bedienden en leerlingen volgens het artikel der 'wet mogen bewijzen, kunnen elk in het bijzonder slechts worden afgeleid uit de usance, namelijk dat de leerlingen inden regel onder het onmiddellijk toezicht van den apotheker geneesmiddelen bereiden, terwijl de bedienden zijne afwezigheid verrichten. Die feitelijke ijhj|)estendigd , vooreerst, omdat de apoth^fer'b^.iijne werkzaamheden hulp behoeft en niet zij-m; apotheek kan zijn, maar ook ten andli«eü,.; de' behoefte aan hulp door onze tegenwodKlige tjCdienden kan worden voldaan. Wij achten de receptiAirjewoornaaroste