werkzaamheid iu de apotheek, het punt , waaiop alles uitloopt en waarvan alles afhangt, en het is hoofdzakelijk voor den geregelden gang der receptuur, dat de apotheker zoowel bij zijne aan- als bij zijne afwezigheid den bediende behoeft, terwijl het nauwkeurig onderzoek van de deugdelijkheid der ingrediënten voor de receptuur

tot de meer speciale werkzaamheden van den apotheker zei ven behoort. Indien iemand 4 jaren onder eene goede leiding in eene apotheek is werkzaam geweest, mag men , meenen wij , toch wel gerust veronderstellen , dat hij de geschiktheid en bekwaamheid kan hebben verkregen, die tot eene goede en nauwgezette receptuur behooren. Dewijl verder de apotheker, die bij zijne admissie onder eede verklaard heeft „de geneeskundige wetten en verordeningen naar zijn beste vermogen en geweten te zullen uitoefenen,” bij de vroegere wetgeving bevoegd is verklaard over de bekwaamheid van bedienden en leerlingen te oordeelen, mag men tevens als regel aannemen , dat geen apotheker een getuigschrift van bekwaamheid zal hebben afgegeven of zal afgeven, hetwelk niet met de waarheid overeenkomstig is, temeer, dewijl het tegendeel zou ontdekt worden door den collega , die hem als patroon van zijn bediende of leerling opvolgt. Wij kennen allen de voorbeelden van goede receptariussen , die het volle vertrouwen verdienen, al hebben zij het dan ook door bijzondere omstandigheden niet tot een examen kunnen brengen. Zoo zullen dan naar onze meening de bedoelde diensten der tegenwoordige leerlingen en bedienden de volgende zijn. De werkzaamheden der leerlingen zijn slechts oefeningen inde Pharmacia, die onder het onmiddellijk toezicht van den apotheker plaats vinden; de bedienden, personen , die hun leertijd volbracht hebben, brengen het geleerde in practijk, en kunnen ook, indien de apotheker hen daartoe bekwaam oordeelt, bij zijne tijdelijke afwezigheid werkzaam zijn , echter onder verantwoordelijkheid van den apotheker, die dus wel toe te zien heeft aan wien hij zijne zaken vertrouwt. Het ergste bezwaar levert bij de afwezigheid van den apotheker de sleutel van de vergiftkast. Volgens den strengen eisch der oude wet (art. 6 der instructie) mag de apotheker den sleutel der verzekerde en gesloten plaats, waarin hij de vergiften bewaart, aan niemand vertrouwen. De nieuwe wetgeving laat den sleutel berusten bij den apotheker of hulp-apotheker. De verdeeling der lijst van de vergiften inde Staten A en B maakt het echter mogelijk dat de apotheker bij zijne afwezigheid den sleutel der vergifkast bij zich draagt, zonder dat de geregelde gang der zaak er te zeer door behoeft te lijden. Vergiftige zelfstandigheden toch die veel bij de receptuur voorkomen, mogen met een teeken onder de gewone geneesmiddelen staan, en heeft de bediende eene zelfstandigheid noodig uit de gesloten kast, dan staat hem de gelegenheid open zich hiervan tijdelijk bij een anderen apotheker te voorzien. Wij hebben het bejammerd, dat de Commissie van deskundigen de practi-

sche strekking van Staat B niet verder uitgebreid en daarin ook de veel gebruikelijke nitras argenticus, acetas morphicus, pulvis opii, extract, opii en chloroform heeft opgenomen, al was het dan ook maar, dat den apotheker vergund was kleine hoeveelheden voor de dagelijksche receptuur steeds bij de hand te hebben, zooals Dr. Mohr in zijne voortreffelijke Pharmaceutische Technik voor eene handapotheek opgeeft. Men kan eindelijk nog vragen, welk het voorrecht is, bij het behandelde wetsartikel aan de tegenwoordige leerlingen, die vier maanden vóór het invoeren der wet zijn ingeschreven, toegekend boven hen, die thans in de apotheek treden, om aldaar de geschiktheid en bekwaamheid aan te leeren, benoodigd voor het examen van leerling-apotheker ? Oogenschijnlijk bestaat er geen voorrecht, dewijl zij geen van beiden zonder onmiddellijk toezicht mogen werkzaam zijn. Indien wij echter inden geest van het overgangsartikel voortredeneeren en daarbij acht slaan op de bepalingen der vroegere instructie, dan kunnen onze tegenwoordige leerlingen, na behoorlijk volbrachten leertijd, op een getuigschrift van bekwaamheid, door hunne patroons af gegeven, tot de klasse der tegenwoordige bedienden opklimmen en de diensten van deze verrichten. Die stand van „ongeëxamineerd bediende”komt echter door den tijd te vervallen, zoodat de personen, die thans inde apotheek als kandidaat-leerling-apothekers treden, niet verder kunnen komen, tenzij zij zich aan het examen van leerling-apotheker of hulpapotheker onderwerpen. Ineen volgend nommer wenschen wij die toekomstige leerlingen-apothekers en hulpapothekers te behandelen. IHededeellngen. Ingezonden stukken. EEN PAAR BIJDRAGEN TOT DE RECEPTUUR. Wij hebben in No. 37 van den vorigeu jaargang als een middel om geel geworden Unguentum acetatis plumhici wit te maken opgegeven het ondermengen van eenig acidum aceticum. P. merkt hiertegen met recht op, dat het beter is eene dergelijke bijmenging te voorkomen en vermeldt ons, dat het hem steeds gelukt is een unguentum acetatis plumbici, dat nooit geel wordt, te bereiden door den volgenden methodus faciendi. Men doet de olie ineen mortier, voegt er den acetas plumbicus liquidus bij kleine gedeelten en zeer langzaam bij, zoodat het als eene mixtura oleosa wordt, vervolgens mengt men de axungia ineen anderen mortier roet dit mengsel af.- Van dezelfde hand ontvingen wij mededeeling vaneen doeltreffend middel, aan te wenden bij moeilijk te verzitveren pillen. De pillen worden inden schudder gedaan met een blaadje zilver en een droppel mucilago gummi arabici; men schudt nu eerst vluchtig en doet er vervolgens het overige zilver bij , totdat men eene goede verzilvering bereikt heeft, _ Arnhem, Maart 186fi. Mijnheer de Redacteur, JJeeds eenige weken geleden werd er op het Natuurkundig Genootschap tot Nut en Vergenoegen alhier door