boven de andere de voorkeur verdient. Aan deze bereiding , die vooral door de aanprijzing van Leras weldra in gebruik kwam, ontbrak evenwel de eigenschap om ook in vasten vorm te kunnen worden toegediend; want eerst inde laatste jaren heeft men dit zout ook in drogen staat leeren bereiden. Robiquet trachtte toen in dit

gebrek te voorzien, door aan te toonen, dat men door pyrophosphas ferricus in citras ammonicus op te lossen, een ijzerpraeparaat verkrijgt, dat zoowel in solutie als in pillen of poedervorm kon worden afgeleverd. Deze laatste zoowel als de vorige ijzerbereiding maakte vooral daarom zooveel opgang, omdat men eene oplosbare verbinding van ijzer met phosphorzuur als het ideaal voor een ijzerpraeparaat beschouwde , daar toch de beide genoemde bestanddeelen inde dierlijke huishouding onmisbaar zijn. In hoeverre nu uiteen geneeskundig oogpunt het boven het gewone phosphorzuur is te verkiezen durf ik wel betwijfelen, maar staat niet aan mij om te beslissen. Ik ben er alleen van overtuigd, dat Robiquet zijne proefnemingen niet juist met het Wéaswc/i-phosphorzure ijzeroxyde zoude genomen hebben , indien hij niet door de toenmaals in gebruik zijnde solutie van Leras ware geïnfluenceerd geworden. Wat pu eindelijk de hoofdkwestie betreft , namelijk het chemische verschil tusschen den versch bereiden en den ouderen , ook in dit opzicht meen ik mijne vroegere opinie te moeten volhouden. Mijne bewering, dat de verbinding door den tijd (niet zoo als G. G. meldt „bij de bereiding”) in de phosphorzure terugkeert, steunde niet alleen op het onderzoek van het door mij zelven bereide medicament, maar ook op dat ik van elders bekomen had. Steeds vond ik nevens nog aanwezig iibasisoh zuur eene zekere hoeveelheid gewoon of tribasisch phosphorzuur. Ik moet evenwel hier bij voegen, dat ik niet kan instaan voor de genoegzame zuiverheid van de verschillende door mij onderzochte soorten , alleen ben ik er zeker van dat voor mijn eigen praeparaat natricus was gebruikt , die volkomen vrij van gewoon phosphorzuur was. Het hoofdreactief op de verschillende phosphorzuren, het salpeterzuur zilveroxyde, kan evenwel in dit geval licht aanleiding tot verkeerde resultaten geven. Indien toch bij de bereiding gebruik wordt gemaakt van ijzerchloride, dan ontstaat tevens chloorsodium, dat uit het volumineuse praecipitaat moeielijk is te verwijderen , vooral indien men grootere hoeveelheden in bewerking neemt. Is nu het chloorsodium niet volkomen verwijderd , dan reageert het zilverzout zoowel op het pyrophosphorzuur als op het chloor en er worden twee witte praecipitaten gevormd, die eene geringe hoeveelheid van den gelen phosphas argenticus licht doen overzien. Om zeker te werk te gaan dient derhalve het praeparaat vooraf op chloor onderzocht te worden ; of de heer G. G. die noodige voorzorgen heeft genomen is mij natuurlijk onbekend. Ziehier, geachte redacteur, de gronden , waarop ik inde door mij in 1861 geschreven mededeeling den wensch uit-BPrak, dat de phosphas ferricus citrico-ammoniacalis den

| /«/rophosphas mocht vervangen. De meer constante samenstelling , de veel gemakkelijker en minder kostbare bereidingswijze van het door mij voorgestelde medicament, dat voor ’t overige bijna volkomen het praeparaat evenaart, dit alles zal dunkt mij evenmin door u als door mijne overige collegaas betwijfeld worden. Met de opname van deze regelen , die wel wat talrijker zijn geworden dan in mijn voornemen lag, zult ge bijzonder verplichten Amsterdam 7 Mei 1866. Uwen dw. D. Jacs. Polak. P. te L. zendt ons de twee volgende eenvoudige pharmaceutische opmerkingen, die wij , hoewel misschien bij velen bekend, om haar practisch belang niet willen achterwege laten. I°. Door op elk med. once cort. peruv. fusc. één amandel te doen, wanneer de cort. gestampt wordt , voorkomt men het wegstuiven , heeft altijdeene gelijkmatige koking en verkrijgt een fraai decoctum. 2°. Indien men spiritus tot eene bepaalde sterkte wil verdunnen, geschiedt dit zeer gemakkelijk naar de volgende berekening. Men vermenigvuldigt de hoeveelheid spiritus, dien men noodig heeft, met het proeentisch gehalte, dat hij houden moet, en deelt het product door het procentisch gehalte van den alcohol,. dien men verdunnen wil. Men heeft bijv. een spiritus van 24° (83%) en wenscht 24 oneen te hebben vaneen spiritus van 20° (74%). Vermenigvuldigt men nu 24 met 74 en deelt het produkt door 83 (?4 * 74) , dan zal men vinden , dat men 21 oneen spiritus van 24° nemen en met 3 oneen water verdunnen moet, om 24 oneen spiritus van 20° te verkrijgen. Uittreksels uit binnen- en bnltenlandsche tijdschriften. De bereiding van citroenzuur uit citroensap. De industrieele hulpbronnen van Sicilië en het gebrek aan eene praotische methode maken de bereiding op de plaatsen , die de vruchten produceeren , onmogelijk. Het spoedig bederf, waaraan het daar ter plaatse bereide sap, de citroenzure kalk, alsmede de vruchten zelven, onderhevig zijn , heeft den fabrikanten , die het uit Sicilië trokken, groote verliezen berokkend. Om deze nadeelen te vermijden , maakt Perret een driebasisch magnesiazout en verandert dit ineen kristalliseerbaar tweebasisch. Het versche citroensap wordt direct met overvloedige magnesia , die in Italië gemakkelijk te verkrijgen is, behandeld, en op deze wijze een volkomen onoplosbaar driebasisch magnesiazout van het citroenzuur verkregen, dat niet verandert, en warm neergeslagen, een korrelig, zeer dicht poeder vertoont, hetwelk zich gemakkelijk van het water afscheidt. Onder de loup blijkt dit poeder eene massa van kleine prismatische kristallen te zijn; van de moederloog door uitwasschen gezuiverd , en gedroogd, wederstaat het vochtigheid en hitte zeer lang. Dit zout zou als zoodanig kunnen verzonden worden, maar beter nog

Jacs. Polak.