Bladz. 4. stoffen, althans zooals zij volgens de laatste onderzoekingen is aangenomen.

Het ontstaan der anilinekleurstoffen of liever het verkrijgen van kleurstoffen uiteen der producten van de destillatie der steenkolen , is het eerst in 1856 door Eunge en Fritache ontdekt. Lang meende men , dat het ontstaan dezer kleurstoffen aan oxydatieverschijnsels toe te schrijven was , totdat eindelijk in 1861 Hofmann met eene geheel andere zienswijze voor den dag trad, die hij door proefnemingen staafde. Hofmann vestigde het eerst zijne aandacht op dé roode kleurstof der aniline, het anilinerood , en het bleek hem, dat dit het gekleurde zout was van eene kleurlooze base, rosaniline geheeten. Deze rosaniline vormt met verschillende zuren en zuurstofzouten of metaalohloriden verbindingen van onderscheiden aard , vanwaar de vele schakeeringen bij de roode anilinekleurstoffen ontstaan. Groot is het aantal zelfstandigheden, die door hare werking op de aniline tot het ontslaan dezer roode zouten aanleiding geven. Wij noemen er van: dubbel-chloorkoolstof, watervrij tinchloride , kwikzilverchloride , arsenikzuur ,' antimoonzuur , salpeterzuur kwikzilveroxyde , salpeterzuur kwikzilveroxydule , salpeterzuur enz. De werking dezer middelen zal blijken, indien wij op het ontstaan van de rosaniline acht geven. Het is Hofmann gebleken , dat zuivere aniline geen anilinerood oplevert , maar dat het steeds vergezeld moet zijn van eene andere zelfstandigheid , toluidine genaamd, eveneens afkomstig uit de steenkolenteer. Het ontstaan van de rosaniline uit de aniline en toluidine blijkt uit de volgende typische voorstelling: 1 /C, 411T i \CCl 24H4 ) H+2 HN =: ii |N3 -f- 6 H H) \ Hl / <-°14"6)2 U3 I aniline. toluidine. " rosaniline. De werking der nu straks genoemde middelen is onmiddellijk of middellijk door middel van zuurstof de vrijwordende waterstof te oxydeeren , terwijl dan verder de 3 typische H’s inde formule van de rosaniline door zuren worden gesubstitueerd om anilinerood te vormen. En dat het anilinerood werkelijk een zoodanig zout is van de kleurlooze base rosaniline, blijkt het best-uit het feit, dat anilinerood bij behandeling met alcaliën wordt ontkleurd, omdat het alcali zich met het zuur vereenigt, terwijl dan weder de 3 H inde plaats treden en de kleurlooze rosaniline wordt afgescheiden. De rosaniline! is het uitgangspunt voor de andere anilinekleurstoffen. Zoo ontstaat anilineblauw door de werking van overvloedige aniline op anilinerood, dat wil dus zeggen op een rosanilinezout. Br wordt nu eene nieuwe base gevormd, waarin de 3 aeq. H van de rosaniline kunnen worden voorgesteld verplaatst te zijn door 3 aeq. van het radicaal phenyl (CI2HS), zoodat de dusgenoemde triphenylrosaniline tot formule heeft;

II 1 H4 j H16 (Cl2 H8)3 N3 of (C14H6).2 |1 3 (Cl2 h5)3 ) Deze triphenylrosaniline is de base der zouten , die de blauwe anilinekleurstoffen leveren. Als middelen om anilineblauw te vormen, dienen zoutzuur met anilinerood en aniline (zoo ook azijnzuur), eene alcaliscbe oplossing van schellak met anilinerood, aldehyde met anilinerood enz. Het anilineviolet , het eerst ontdekte der anilinekleurstoffen, verkregen door behandeling van aniline met.chloorkalk, of met chroomzure potassa en zwavelzuur , of met koperohloride , of met loodsuperoxyde', dus met bepaalde oxydatiemiddelen, is nog het minst in zijne samenstelling bekend. Misschien is er eene base : mauveïne genaamd , in aan te nemen. Om eindelijk terug te komen tot het punt, waarvan wij uitgingen , namelijk de werking van het joodaethyl op aniline, waardoor anilineviolet ontstaat, zullen wij deze werking moeten voorstellen als die van het joodaethyl op rosaniline, waarbij het jodium de typische waterstof wegneemt, terwijl het aethyl inde verbinding treedt. Het aldus gevormde anilineviolet zou dus tot base eene verbinding hebben , die den naam van triaethylrosaniline moet dragen: ii n \ Ci2H4 p „CCl 24 j sU\ (Oj.). s- + 8(4"i) = (c.A)JH- + 30) Hs jood- (°4 H^3 ' jood-1 rosaniline. triaethylrosaniline. Mededeellitgen. Ingezonden stukken. Mijnheer ! Naar aanleiding vaneen artikel voorkomende in uw geacht blad van 7 Oct. 11., handelende over het kunstmatig bereide Selierswater, geteekeud door den Heer J. Deme-Unne zoon, Apotheker, neem ik de vrijheid, u beleefdelijk te verzoeken het onderstaande te plaatsen. Als Fabrikant van kunst-Minerale wateren kom ik dadelijk tegen de bewering op, dat kundige mannen en bekwame geneesheeren de kunstmatige bereiding tegen gewerkt hebben. Ik ben in staat u eene verklaring van alle Professoren der geneeskunde en Geneesheeren hier ter stede woonachtig ter hand te stellen, waarbij zij mijne onderneming, in 1864 opgerioht, niet alleen doelmatig vinden , maar ook bereid zijn haar te ondersteunen. Wat de redeneering aangaat, dat het koolzuurgas in het natuurlijk water opgelost, in het kunstmatig water daarentegen , als naast de atomen van het water, alzoo niet opgelost is, verwijs ik naar het Leerboek der scheikunde van Eegnaull-Strecker, bewerkt door von Baumhauer pag. 360 (Derde uitgave). Bovendien is het van algetneene bekendheid, dat het kunstmatig water in syphons juist daarom boven het natuurlijke gezocht wordt, omdat men het koolzuurwater naar willekeur kan uitschenken > en geen verlies van gas te wachten heeft, zoo als bij dat i(i kruiken het geval is.