de aandacht van het Eotterdamsohe Departement van de Maatschappij t. B.d. Ph. op den houtgeest gevestigd, en uit die mededeeling teekenen wij aan, dat de volgende proeven zouden kunnen dienen tot ontdekking van houtgeest in alcohol.

1 Drachme van den verdachten alcohol wordt met 1 drachme poeder van roode chroomzure potassa, 1 ons water eniiaya drachme Engelsch zwavelzuur gedestilleerd. 1 Het destillaat met soda verzadigd, tot bijna droog afgedampt, in 4 drachmen water opgelost, met zeer weinig azijnzuur zuur gemaakt, en dan voor de helft met 1 grein nitras argenticus en voor de andere helft met een weinig nitras hydrargyrosus en V2 drachme azijnzuur gekookt. Bij aanwezigheid van houtgeest scheiden zich in beide gevallen praecipitaten van metallisch zilver resp. kwik af, zoodat zelfs 3% houtgeest inden alcohol op deze wijze ontdekt kan worden. Men kan echter niet juist oordeelen over deze proef, wanneer men niet met zuiveren alcohol eene vergelijkende proef maakt, want ook daarmede verkrijgt men een, hoezeer hoogst gering, praecipitaat van zilver resp. kwik. MORPHINE BEPALING IN OPIDM. Onder de zaken , waarop men bij eene toekomstige herziening onzer Pharmacopoea behoort achtte slaan, en die voor eiken wetensehappelijken apotheker,noodzakelijk zijn te weten, behoort ook de quantitatieve bepaling van morphine, chinine enz. In Pruisen mag in eene apotheek geen opium voorhanden zijn, dat minder dan 10 procent morphine bevat, evenzoo geen kinabast , die minder dan332y2 pet. aan alcaloïden bevat. De noodzakelijkheid hiervan behoeft wel geen betoog, vooral met het oog op de geneeskracht dezer zoo gewichtige geneesmiddelen. Dit geeft mij aanleiding een werkje te introduceeren, hetwelk voor eiken apotheker onmisbaar is. Het is getiteld: Die Prüfung Chemischer Araneimittel und Chemisch-Pharmaceutische r Praparate. Mn Leitfaden bei analytischen Untermchungen wie bei Visitaiionen der Apotheken, von Adolf Duflos. Het zij mij vergund een proefje daaruit te vertalen , en wel over de quantitatieve bepaling van morphine in opium. Deze uitkomst kan men zoowel door directe weging als ook langs den quantitatieven analytischen weg door middel eener getitreerde oplossing van potassium-kwikzilverjodide verkrijgen en beide methoden kunnen ook met elkander verbonden worden. Men doet dit op de volgende wijze: Men weegt 9 gram (omstreeks 138 grein) van het te onderzoeken opiumpoeder af, wrijft her zorgvuldig ineen mortier, met eene tuit voorzien, met de 10 voudige hoeveelheid (90 C.C.) warm gedestilleerd water, laat een tijd lang op zachte warmte digereeren, en giet alles op een niet al te groot filtrum. Nadat alle vloeistof ineen bekerglas afgevloeid is , spoelt men den mortier na en wascht den inhoud van het filtrum ten naaste bij met y, zooveel water, als oorspronkelijk aangewend was (30 C.C.)'uit en herhaalt het nog eens.

Men laat hierop het verzamelde Altraat in hetzelfde bekerglas tot op de helft verdampen , en voegt dan bij het warme overblijfsel 3 gram (46 grein) gebrand marmer , hetwelk men eerst met wat water zeer Jijn gewreven heeft. Men digereert een tijdlang onder aanhoudend omroeren op eene zachte warmte, giet dan op een filtrum en wascht na afvloeiing van de vloeistof weder met wat warm water uit, totdat het volume der geheele vloeistof 150 C.C. bedraagt. Yan deze vloeistof giet men 2/3 ineen bekerglas af, waarvan het absoluut gewicht inden ledigen toestand nauwkeurig bepaald is , voegt een weinig salmiak (hoogstens één gram) bij , en laat den inhoud zonder te roeren inde warmte tot op het derde deel verdampen en geheel koud worden. De morphine heeft zich gedurende de bewerking kristallijn afgescheiden en is vast aan de wanden van het glas gekleefd, zoodat men de vloeistof helder daarvan afgieten kan. Is het laatste niet geheel het geval, zoo filtreert men de vloeistof dooreen klein filtrum, waarvan het gewicht bepaald is. Men wascht het vat herhaaldelijk met gedestilleerd water uit, en hiermede het filtrum, totdat het afvloeiende vocht de zilveroplossing niet meer troebel maakt, laat dan glas en filtrum droog worden, en bepaalt de gewichtstoename van beide, welke nu aan het morphinegehalte van 6 gram van het ter onderzoeking genomen opiumpoeder beantwoordt. Het teruggehouden derde deel van het alcalische opium-uittreksel wordt na voorafgegane zwakke zuurmaking met zoutzuur weder in twee gelijke deelen gedeeld en tot quantitatief analytische bepaling aangewend. Als reagens gebruikt men hierbij eene verdunde oplossing van potassium-kwikzilverjodide, welke men verkrijgt door trekking van 32 gram gepraecipiteerd kwikzilverjodide met eene oplossing van 16 gram joodpotassium in eene 10 voudige hoeveelheid water en daarna verdunning der vloeistof met gedestilleerd water tot op 1000 C.C. Ten behoeve der nauwkeurige titreering lost men 1 decigram zuivere morphine in 50 C.C. water door middel van eenige droppels zoutzuur op, en doet nu daarbij onder omschudden uit eene in % C.C. verdeelde buret zoolang van de oplossing van het reagens als er nog eene troebeling ontstaat,' hetgeen men bij eenige opmerkzaamheid gemakkelijk bespeuren kan. Is het noodig, zoo kan men op het einde eenige droppels van het troebele mengsel affiltreeren en het filtraat beproeven. Men zal op 1 decigram morphine zeer nabij 15 C.C. van de oplossing van het reagens behoeven. Heeft men nu op deze wijze den graad van het reagens nauwkeurig vastgesteld, zoo beproeft men op gelijke wijze tot twee herhaalde keeren de voorzegde beide hoeveelheden des uittreksels, welke ieder aan 1V2 gram opiumpoeder beantwoorden. Beide resultaten dienen nu elkander tot controle. Zij