bereiding zorge men de bladen zoo min mogelijk te wrijven . opdat men geen verlies onderga van de riekende klieren der haren, die bij den zoom der bladen geplaatst zijn. Het water blijft zeer lang goed.

Zinkoxychloride wordt door Tollens als een voortreffelijk lutum aanbevolen in laboratoriën, daar het eene oogenblikkelijke volledige gasdichte sluiting van zeer groote duurzaamheid levert. Het wordt vervaardigd door zinkwit uit den handel met zijn half volumen of gelijk gewicht zand te vermengen, ineen mortier met gewone, ijzerhoudende loog van chloorzink van 1,26 spec. gewicht tot eene gelijkmatige brij aan te mengen en zoo spoedig mogelijk op te brengen. Neemt men de loog van de opgegevene sterkte, dan heeft men nog genoegzaam tijd, deB brij op de toestellen te brengen ; bij meerdere concentratie der loog geschiedt het hard worden te snel, bij mindere concentratie te langzaam. Wil men het lutum bijv. bij afwascbfiesschen voor chloor aanwenden, dan drukt men de kurk een weinig inden hals der flesschen, zoodat eene holle ruimte 4—6 streep hoog om de glazen buizen ontstaat. Deze ruimte wordt alsdan na bevochtiging met de chloorzinkloog nauwkeurig met het lutum aangevuld en dit een weinig om de buizen hooger gemaakt. Ten gevolge der snélle verharding van het lutum kan men de flesschen weinige minuten daarna gebruiken en heeft daarbij niet den minsten last van het gas. Wolfraaminkt. Perger heeft wolfraamzure soda in plaats van chroomzure potassa gebezigd , om met campêchehout inkt te vervaardigen. Zijne proefnemingen zijn met een gunstigen uitslag bekroond. De inkt, met een weinig azijnzuur zuurgemaakt , was duurzaam en hechtte goed aan. De kleur is bruinzwart. Verscheidenheden. Lemaire heeft den waterdamp opgezameld uit de lucht van ruimten, waarin onderscheidene personen bijeen waren geweest, en op zijne opgenomene bestanddeelen onderzocht. Zijne eene waaineming geschiedde des morgens vroeg ten 4 en 5 ure inde kamer eener kazerne van het fort bij Saint-Denis, alwaar 20 gezonde personen geslapen hadden. De verdichte waterdamp bezat den onaangenainen reuk der kamer, een weinig prikkelenden smaak , en reageerde noch zuur noch alcalisch. Men bracht het vocht in eene flesch, liet het staan en onderzocht het na verloop van 2 uren met den microscoop, waarbij men eigenaardige doorschijnende lichaampjes waarnam. Na vier uren werd bacterium termo expunctum waargenomen en zag men eenige vibriones bewegen. Na verloop van 48 uren was het aantal doorschijnende lichaampjes zeer verminderd, daarentegen vond men in een enkelen droppel talrijke bacterium termes, de eene afzonderlijk, de andere opeengehoopt, enkele bacterium catenula expunctum, veel ringvormige zeer bewegelijke vibriones en monades ovoïdes, eindelijk sporen, de eene ei vorm iO,, de andere rond. Dij het onderzoek van lucht der casemat van hetzelfde fort, werden reeds 2 uren na

het condenseeren van den waterdamp 2 bactennm vatenula met 5 geledingen en 2 vibriones waargenomen, waaruit blijkt, dat deze microzoairen reeds ineen vrij ontwikkelden staat inde lucht aanwezig kunnen zijn. Waterdamp , gecondenseerd uit lucht buiten het fort, vertoonde bij het staan slechts enkele doorschijnende lichaampjes, doch, zelfs na 24 uren, niets anders. Volgens Lemaire zijn deze lichaampjes miorophyten en microzoairen inden eersten staat van ontwikkeling. Ineen tweede hoofdstuk toont hij aan , dat zij in eene groote hoeveelheid op het menschelijk lichaam ontstaan en wel hoofdzakelijk in het huidsmeer, een mengsel van stof en zweet. Uitgebreid is de flora en fauna, die aldaar haar oorsprong vindt en door onreinheid vermeerderd wordt. Ineen later stuk zal hij aanwijzen, boe deze microscopische wezens te beschouwen zijn als de oorzaak van typhns en andere besmettelijke ziekten, en verder de hygiënische gevolgtrekkingen, die er uit zijn opstel te maken zijn. In No. 4 van dezen jaargang maakten wij melding van eene bijzondere eigenschap van het joodzilver, door ï'iseau waargenomen, dat het namelijk in tegenoverstelling van alle andere lichamen door warmte inkrimpt en door vermindering van temperatuur wordt uitgezet. Foggendorff’s Annalen (No. 10) bevatten mededeelingen van Sainte-Claire Deville omtrent nog andere bijzondere eigenschappen van deze verbinding. Het joodzilver wordt als een gele neerslag verkregen door joodpotassium met salpeterzuur zilveroxyde te behandelen, De natuur levert het in Mexico gekristalliseerd en het is ook Deville gelukt het in kristallen te verkrijgen, gelijkende op die van het mineraal. Hij bracht daartoe geconcentreerd joodwaterstofzuur in aanraking met zilver. Onder eene hevige werking wordt er joodwaterstofzuur joodzilver (HJ, AgJ) geboren. Wordt inde oplossing van dit zure zout bladzilver gebracht en alles aan de lucht blootgesteld, dan verkrijgt men weldra fraaie kristallen van joodzilver. Verder heeft D. gevonden, dat bij de werking van geconcentreerd joodwaterstofzuur op droog chloorzilver eene even groote hitte ontstaat, als wanneer kalk gebluscht wordt. Er ontstaat ohloorwaterstofzuur en joodzilver, dat ineen overvloed van joodwaterstofzuur opgelost, weder kristallen van joodzilver oplevert. Het joodwaterstofzuur ontleedt ook het broomzilver. Wordt gesmolten joodzilver met een droppel kwikzilver en ohloorwaterstofzuur of joodpotassium in aanraking gebracht, dan wordt het kwikzilver geamalgameerd. Omgekeerd geeft eene oplossing van joodkwikzilver met joodpotassium en bladzilver in eene buis, die voor de lamp is toegesmolten, tot 100° verhit, bij bekoeling kristallen van joodzilver, verder zilveramalgama, eindelijk zilverhoudende kwikzilverdroppfds. Indien men in eene kleine ballon volkomen zuiver joodkwikzilver verhit en tot damp overbrengt en alsdan eene zilverplaat er in steekt, dan verdwijnt deze , zoodra zij de temperatuur van den damp bereikt heeft, zij smelt, ontwikkelt warmte en gaat over in joodzilver, terwijl aan de koudere deelen van den toestel kwikzilver verdicht wordt. Al deze verschijnsels