Pharmaceutisch Weekblad VOOR NEDERLAND. ONDER REDACTIE VAN R. J. OPWIJB.DA, Apotheker te Nijmegen.

liet Pharmaceutisch Weekblad wordt eiken Zaterdag uitgegeven hij den Boekhandelaar D. B. CENIENtê Amsterdam. Prijs per jaargang, franco per post, f 4,50. Alle stukken, welke men in dit Blad wenscht opgenomen te zien , gelieve men franco in le zenden aan den Bedacleur, onmiddellijk of onder couvert van den Uitgever, uiterlijk vóór Woensdag te Amsterdam of vóór Donderdag le Nijmegen. Prijs der adverlenliën: Van 1 tot 6 Regels f I.—, elke regel meer 15 Cis., behalve liet zegelrecht.

5e Jaargang.

ZOIÏDACt 25 October I§6B.

W“. 26,

Bij dit Normher behoort een Bijblad, bevattende het Verslag van het tweede hulp-apothekersexamen in 1868. Verzameling van stukken betreffende het geneeskundig staatstoezicht In Bfederland. 11. d. Betreffende de vervalsching van het anijszaad (fruetus anisi) met de vruchtjes van Conium maculatum. Het anijszaad is bij verschillende gelegenheden op deze vervalsching onderzocht. Zeer dikwijls werd er geen enkel vruchtje van Conium maculatum in aangetroflen en , zoo zij werden gevonden, was het in zulk een gering aantal, dat aan geene schadelijke uitwerking te denken viel. e. Betreffende het plan tot eetie „Algemeene Vereeuiging van de pharmaceutische leden der geneeskundige Raden in Nederland.'” Inde vergadering van den geneeskundigen Raad van Z.-Holland heeft de heer Haaxman aanmerking gemaakt op de ongunstige wijze, waarop de geneeskundige Eaad van N.-Holland , en vooral de heer Pas, zich in zijne vergadering van het vorig najaar heeft uitgelaten over het plan tot oprichting der bovengenoemde „Algemeene Vereeniging” (zie N°. 45 van den vorigen Jaargang van ons Blad). De heer H. verdedigde het plan als een uitvloeisel van de Vereeniging der pharmaceutische leden van den Geneeskundigen Raad van Z.-Holland, die haar ontstaan te danken had aan de behoefte , door hare meeste leden gevoeld, om onderling van gedachten te wisselen over de meest geschikte wijze om gelijkvormigheid bij het onderzoek der apotheken te verkrijgen, elkander daarin voor te lichten en met goeden raad bij te staan bij het daarbij gebruik maken van reagentiën, hetwelk reeds goede resultaten had opgeleverd.— De inspecteur verklaarde, dat hij geenszins blind was voor de goede zijde, die de vereeniging hebben kon, maar vreesde, dat zij in het algemeen op den goeden gang van zaken ongunstig zou kunnen werken. Hij

was het in beginsel eens met den heer Pas en andere leden van den geneeskundigen raad van N.-Holland, al zou hij de bedoeling der oprichters niet verdenkende zijn gevoelen wat minder steik wenschen uitte spreken. Hij wees op het nadeelig gevolg, dat de afspraak omtrent de geneesmiddelen , welke onderzocht zouden worden, reeds had gehad. Het was hem bekend geworden , dat apothekers, bij w'elke de visitatie had plaats gehad , aan hunne vrienden , bij welke zij nog moest geschieden , mededeelden welke geneesmiddelen zouden worden onderzocht. Ook deed hij uitkomen , welk gevaar voor eendrachtige samenwerking van den Eaad gelegen was inde woorden der circulaire: „dat tevens ook andere onderwerpen betrekkelijk hun (der Raadsleden) mandaat konden besproken worden.’'' Nog merkte hij op, dat het plan niet alleen bij den geneeskundigen Raad van N.-Holland , maar ook bij dien van Overijsel en Drenthe tegenstand had gevonden en dat men inde vergadering der geneeskundige inspecteurs eenparig van meening was geweest, dat de nadeeleu van dergelijke vereeuiging de voordeelen zouden overtreffen. „In het Pharraaceutisoh Weekblad,” zeide de inspecteur, „leest men ook dat het plan weinig bijval vindt bij de „apothekers , leden van andere raden.” (Wij hadden namelijk in het bovenaangehaalde nommer van ons Weekblad vermeld, dat op de circulaire waren ingekomen : uit Gelderland en Utrecht 6 adhaesies , 3 tegen , terwijl 4 niet geantwoord hebben ; uit Overijsel en Drenthe 4 adhaesies, terwijl 4 niet antwoordden ; uit Zeeland 2 adhaesies , 3 geene beantwoording ; uit N.-Brabant en Limburg slechts 3 adhaesies, de meeste tegen.) De heer Haaxman antwoordde , dat dit niet juist was en integendeel vele adhaesiën worden ontvangen. Onze opgave ontleenden wij toen ter tijde aan eeue officiëele bron , zooals ook den heer H. wel bekend zal zijn. Wij schonken aan het plan onze adhaesie en zagen er volstrekt geen bezwaar in, maar het valt niet te ontkennen, dat het lang geen algemeenen bijval vond.