, ,Na>.xele1 discussies is inde notulen opgenomen, „dat ’ „-de van den geneeskundigen raad van Z.- 1 inlichtingen van den heer Haaxman en het doel der Vereeniging te verfflfnen , gaarne aanneemt, dat hare oprichters „uiSt9'"beiTOgen dan wat goed is, en , zoolang het tegendeel niet blijkt, inde ontvangen mededeeling berust.” f. Betreffende het leveren van geneesmiddelen door geneeskundigen te Scheveningen. Scheveningen is eene der wijken van ’s Gravenhage. Er kwam inde vergadering van den geneeskundigen raad van Z.-Holland ter sprake, of volgens art. 9 van Wet 111, te Scheveningen door geneeskundigen geneesmiddelen mochten worden afgeleverd. De inspecteur heeft betoogd, dat Scheveningen valt onder de rubriek „plaatsen,” bij art. 9 bedoeld, alwaar geen apotheker gevestigd is , en dat de geneeskundigen aldaar onder de tegenwoordige wetgeving geneesmiddelen mogen afleveren. Hij had dan ook de lijsten der geneeskundigen te Scheveningen voor „gezien” geteekeud. Wij meenen, dat de inspecteur geheel gesproken heeft volgens de bedoeling van het tot Wet verheven ontwerp, waarin het woord „plaatsen” is opgenomen als van het woord „gemeenten” in het ontwerp van Juni 1863, juist om in deze en andere gevallen te voorzien. Dat het gemeentebestuur van ’s Gravenhage aan eender geneeskundigen te Scheveningen 1000 gulden verstrekt voor levering van geneesmiddelen aan de armen , doet onzes inziens hier niets ter zake. Het is voldoen aan de behoefte eener „plaats,” die administratief tot de gemeente behoort en dus in hare lasten deelt. Een geheel gelijksoortig geval komt voor te Nijmegen. Drie dorpen: Hees, Neerbosch, Hatert, zijn zoovele wijken van Nijmegen. Naar onze meening zou het leveren van geneesmiddelen door geneeskundigen op deze „plaatsen” geene overtreding der wet zijn. Bekend is het, hoevele dorpen of „plaatsen” in Eriesland tot ééne gemeente behooren , bijv. (volgens den heer Westerhoff) tot de gemeente Winsum acht plaatsen, waaronder vijf dorpen. (Wordt vervolgd.) Militaire pharmacie. Uit onderscheidene stukken van den heer militair apotheker Geerts, inden laatsten tijd onder het opschrift: „De militaire pharmaceuten niet alleen de verzorgers van den zieken, maar ook van den gezonden soldaat,” publiek gemaakt, merken wij lot onze voldoening op , dat hij het inde hoofdzaak geheel en al eens is met hetgeen wij in N». 7 van dezen Jaargang in korte trekken omschreven. Ook hij verlangt dat zooveel mogelijk de geneeskundige dienst van den pharmaceutischen zij afgescheiden , dat aan het hoofd van den laatsten een pharmaceut sta, en acht het met ons wensohelijk, dat er assistent-apothekers inde militaire apotheken worden aangesteld. Hij bejammert het, dat art. 24 van Wet IV de militaire apotheken uitsluit van de inspectiën door de commissiën uit de geneeskundige raden, omdat de pharmacie alleen door een apotheker behoorlijk kan gecontroleerd worden. Hij

beklaagt zich over de inrichting der militaire apotheken en laboratoriën met hunne instrumenten en het onpraotische der tegenwoordige ambulance en geneesmiddelkisten. De schrijver kan niet nalaten met ontevredenheid te spreken over de wijze, waarop onlangs burgerlijk geëxamineerde apothekers in het leger zijn opgeuomen , hoopt dat de aanvulling voortaan geschiede op eene wijze, dat de goede naam , de bekwaamheid van de leden van het corp zal worden gehandhaafd en geeft de middelen aan de hand tot opleiding van jongelieden voor militair apotheker aan de geneeskundige school te Amsterdam. Waarlijk, de wijze, waarop de heer Geerts over zijne nieuwe wapenbroeders schrijft, is voor hen niet zeer vereerend : „Zij deinsden terug en hadden den moed niet schrijft hij , „hunne studie voor het militair examen te, maken , maar , toen dit examen werd opgegeven, hebben zij op de opengevallen plaatsen storm geloopen enz.” Wij betwijfelen het, of er wel zoo storm- geloopen is, als de heer G. voorstelt. De vooruitzichten in het burgerlijke zijn immers altijd nog beter. Ook willen wij gaarne den heer G. toestemmen , dat die nieuwe pharmaceuten den schijn op zich hebben geladen , van voor de vereisohten van het militair examen bevreesd te zijn geweest, De heer 6. bedenke echter, dat deze personen misschien nooit ernstig over den militairen phar- * maceutischen dienst gedacht hebben, voordat hun officieus de gelegenheid werd aangeboden, om gemakkelijk daarin te treden. Zij hebben den schijn tegen zich, dat erkennen we, maar het bewijs is nog niet geleverd, dat deze burgerlijk geëxamineerde apothekers in bekwaamheid zooverre achterstaan bij de militair geëxaraineerden. Het gaat toch niet aan , de kunde voor de militaire pharmacie zoo hoog te stellen boven die voor de burgerlijke apotheken. Wij kunnen hier van persoonlijke ondervinding spreken, daar wij gedurende eene reeks van jaren een tal van jongelieden, zoowel voor de burgerlijke als militaire examens, hebben opgeleid. Bij sommige van de vroegere provinciale oommissiën voor geneeskundig onderzoek en toevoorzioht deed het examen zeker niet voor het militair examen onder. Wij erkennen echter, dat zulks lang niet bij alle het geval is en wij hebben het als eender eerste zegens onzer nieuwe wetgeving geacht, dat dit provincialisme opgeheven is en de examens staatsexamens geworden zijn. Biieuwe regeling der pharmacie In Uultschland. Bij de voornemens van den Noord-Duitschen bondsraad , om de wetten op de uitoefening der pharmacie aan eene nauwkeurige herziening te onderwerpen en zoo noodig te wijzigen, is op de Algemeene Vergadering der Duitsohe apothekers den 15 Sept. te Cassel besloten , eene commissie van 30 apothekers te kiezen , die onder voorzitterschap van den Ober-Director van het Noord-Duitsche Apotheker-Verein , Danckwortt , eene nieuwe regeling der pharmacie (Apotheker-Ordnung) bewerken