De plaatsvervangende leden namen , volgens onderling goedvinden, ook aan liet examen deel. 13 candidaten hadden zich aangemeld, 3 vrouwelijke, 9 mannelijke. Het examen had den SOsten en Sisten Jnlij plaats. 6 candidaten werden dagelijks geëxamineerd, en wel met dien verstande, dat telkens afwisselend 3 candidaten door de leden mondeling werden geëxamineerd, terwijl de drie overigen zich met het opgegeven schriftelijk werk bezig hielden. De uitkomsten van het examen waren als volgt: Nederlandsche taal. Het lezen en de kennis der taal waren over het algemeen bevredigend. De opstellen, handelende over onderwerpen van algemeene bekendheid, waren voldoende; slechts één enkel liet te wenschen over. De opstellen over onderwerpen van meer wetenschappelijken aard, zoo als water, dampkring, steenkolen, werden door eenige candidaten niet gemaakt, door andere minder voldoende behandeld. Drie kandidaten hebben schier in alle vakken zeer- goed voldaan, waaronder eene vrouwelijke leerling, die overtuigende bewijzen van hare wetenschappelijke opleiding leverde. Latijnsche taal. De kennis der Latijnsche taal was bij de meeste candidaten voldoende, ook bleek het, dat de meesten hunner bekend waren met de synonieme benamingen en inkortingen, 'die bij de receptuur gebezigd worden. Rekenkunde. De kennis en toepassing der rekenkunde leverde de minst bevredigende uitkomsten, en liet bij de meeste candidaten veel te wenschen over. Slechts 3, ééne vrouwelijke én één mannelijke, hadden al de hun voorgelegde vraagstukken naar behooren opgelost. De kennis der medicinale en Nederlandsche gewigten als ook die om het medicinaal in het Nederlandsch gewigt te herleiden, was over het algemeen voldoende. De kennis der geneesmiddelen, alsmede de kennis hunner synonieme benamingen, was bij 9 candidaten voldoende, de 3 overigen, die ook in andere deelen van het examen mindere ervaring toonden, voldeden ook hierin zeer slecht. 6 candidaten hadden eene voldoende geschiktheid tot het gereed maken van recepten. 3 gaven blijken van praktische bekwaamheid, 3 echter voldeden in geenen deele; de vrouwelijke candidaten gaven doorslaande bewijzen van ervaring. Na afloop van het examen heeft de commissie eenparig besloten, 3 candidaten af te wijzen en1 aan 9 candidaten , nadat zij in handen van den voorzitter den bij de wet gevorderden eed hadden afgelegd, de acte van bevoegdheid van leerling-apotheker uitte reiken, wier namen zijn als volgt: mejufvrouw P. Landman, geboren te Helvoirt ; n È. Op den Oordt, // n A7enlo; n L. Konings, " n Bosendaal; de heer J. Duysens, n " Eysden; // // B. C. Langen, n // Zalt-Bommel; // // P, Hendriokx, n " Broekhuysen; // // H. Schatters, " n Maastricht; // // W. de Loos, // " Botterdam; n // G. Vriens, " " Botterdam; Breda, 10 Augustus 1869. Re Voorzitter, Dr. Ingen-Hotjsz. Re Secretaris, W. A. van Houten. De commissie, bij beschikking van 21 Junij 1869, n°. 298, 9de afdeeling, benoemd tot het afnemen der examens ter verkrijging eener acte van bevoegdheid als leerling-apotheker, heeft hierbij de eer aan Uwe Excellentie verslag van hare werkzaamheden over te leggen. De commissie bestond uit de heeren dr. W. E. P. Kiehl, inspecteur van het geneeskundig Staatstoezigt voor Gelderland en Utrecht, als voorzitter, B. J. Opwijrda en E. D. Eontein, als leden, J. P. C. vanTricht en G. Duffer Blom, als plaatsvervangende leden. De commissie heeft bij het examen het programma gevolgd, inde voorjaarsvergadering der inspecteurs en

adjunct-inspectenrs opgemaakt. Alleen werd van de tijdsruimte, daarin voor elk der vakken bepaald, naar omstandigheden eenigzins afgeweken. Er hadden zich 38 candidaten, waaronder drie vrouwelijke, aangemeld; één der candidaten berigtte vóór den aanvang der examens, dat Irij verhinderd was; een ander werd kort vóór zijn examen door ongesteldheid gedrongen zich terug te trekken. De examens werden 15, 16 en 17 Julij te Arnhem ineen der looalen van het gemeentehuis, daartoe welwillend afgestaan, afgenomen, Ineen belendend vertrek had het schriftelijk werk plaats onder toezigt van het plaatsvervangend lid J. P. O. van Trioht en van den adjunct-inspecteur dr. van Overbeek de Meijer, die zich daartoe welwillend had aangeboden. Het praktisch examen geschiedde inde gemeente-apotheek, daartoe met de meeste voorkomendheid door de commissie van toezigt over de apotheek ter beschikking gesteld. Den eersten dag werden 10, den tweeden dag 9 , den derden dag 7 candidaten geëxamineerd. Het schriftelijk werk geschiedde gezamenlijk (dat der vrouwelijke candidaten ineen afzonderlijk vertrek). Voorliet mondeling examen werd telkens eender candidaten, die aan het "schriftelijk werk bezig waren, opgeroepen. De uitkomsten van het examen waren de volgende: Nederlaüdsche taal. De schriftelijke opstellen (overbekende onderwerpen, zoo als: de inrigting eener apotheek, het water, de betrekking van leerling-apotheker, de dampkringslucht, het distilleren, de warmte, waarvan eiken dag twee verschillende werden opgegeven, om daaruit eene keuze te doen) waren over het algemeen vrij goed. Op enkele uitzonderingen na, die tevens van o-rove taalfouten wemelden, bleek daaruit de geschiktheid der candidaten , om hunne gedachten in schrift uit te drukken. Voor het mondeling examen werd een volzin uit het eerste hoofdstuk vaneen natuurkundig boek ter lezing gegeven, onderzocht of de oandidaat het gelezene had begrepen en werden verder eenige taaldeelen, naamvallen en verbuigingen besproken. Terwijl de algemeene indruk hier niet ongunstig was, ontwaarde de commissie bij enkelen eene zeer geringe ontwikkeling, bij eender candidaten zelfs in die mate,, dat zij reeds hierin een reden tot afwijzing meende te moeten zien. Latijnsche taal. De kennis der Latijnsche taal was, op enkele gunstige uitzonderingen na, over het algemeen gering. Het lezen en verstaan van geschreven en gedrukte recepten, alsmede van eenige eenvoudige Galenische praeparaten uit de Pharmacöpoea Neerlandica leverde dadelijk bezwaar op, zoodra maar eenigzins van den gewonen gang was afgeweken. Declineren en conjugeren werd in het kort behandeld. Bij enkelen was de kennis der Latijnsche taal zoo gering, dat het examen met hen niet verder werd voortgezet. Rekenkunde. Vier eenvoudige voorstellen (bestaande in het optellen en aftrekken van gewone en decimale breuken, het overbrengen van gewone en decimale breuken en omgekeerd) waren inden regel vrij goed bewerkt, hoewel een enkele candidaat onbekend bleek te zijn zelfs met de schrijfwijze der gewone breuken. De bewerking van twee eenigzins meer ingewikkelde en toegepaste voorstellen leverde niet altijd even gunstige resultaten. Kennis van medicinaal en NederlandscA gewigt. De indeeling van het medicinaal en Nederlandsch gewigt werd mondeling behandeld en bleek, op zeer enkele uitzonderingen na, goed bekend te zijn. Minder vlug waren de candidaten met deze gewigten in elkander over te brengen. Met de systematische nomenclatuur bij het metrieke stelsel werd slechts zeer zelden bekendheid aangetroffen. De medicinale gewigten werden op het oog dadelijk erkend. Kennis dev geneesmiddelen. Een tal simplicia, bijna alle beboerende tot die, welke inde gewone receptuur voorkomen, werd den candidaten voorgelegd en daarbij tevens gelegenheid gevonden eenige artsenij vormen te bespreken, waarin deze geneesmiddelen voorkomen. Dit gedeelte van het examen heeft uwe commissie het minst bevredigd. De meest algemeene simplicia werden door vele candidaten niet herkend of op eene schromelijke wijze