Uit eene beschrijving der Ratanhiasoortsn van den handel door T?lückiger blijkt het volgende;

Er zijn tegenwoordig inden handel drie verschillende soorten van Eatanhia, die naar de havens van uitvoer Payta-, Savanilla- en Para-Eatanhia heeten. Over de afkomst en aard der beide eerste levert elk pharmacognostisch werk voldoende gegevens. De Para-soort is het eerst door Berg als Badix Eatanhiae brasiliensis, door Cotton als Eatanhia der Antillen beschreven. Haar kleur is tussohen donkergrijs en blauw, de sterkste kleuren heeft Cotton als zwarten en bruinen vorm uit elkander gehouden. Deze kleur verschilt bepaald van die der Payta- en Savanillasoorten. De afkomst der Para is nog niet bekend. Het is niet geoorloofd de officinale Payta-Eatanhia door eene andere te vervangen. Er bestaan waarschijnlijk met betrekking tot de looistof scheikundige versohilspunten, die nader moeten onderzocht worden. In de Savanilla en Para heeft ijzerblauwkleurende looistof de overhand of is misschien uitsluitend aanwezig. Om hoogst gevoelige lakmoestincfuur, bijv. voor Pettenkofer’s methode tot de koolzuurbepaling der lucht, of andere doeleinden, te bereiden, gaat Gottlieb op de volgende wijze te werk. Hij trekt het niet tot poeder gebrachte lakmoes herhaaldelijk uit met 85 procentigen wijngeest, totdat deze slechts weinig violet daardoor gekleurd wordt. De zelfstandigheid, die op deze wijze uit het lakmoes verwijderd wordt, vormt na verdamping van den wijngeest in het waterbad eene donkerviolette, met eenige kristallen van keukenzout vermengde, amorphe massa, die grootendeels in koud water oplosbaar is en hieraan eene violette, kleur mededeelt, welke na bijvoeging van zuren spoedig in uienrood overgaat, maar door alcaliën geene wezenlijke verandering ondergaat. De na uittrekking met den wijngeest teruggebleven stukjes lakmoes worden vervolgens met water behandeld, waarna zij rijkelijk het in water oplosbare blauwe pigment afgeven. De afgefiltreerde vloeistof is, met weinig water verdund, violetblauw van kleur. Het violet verdwijnt echter bij sterke verdunning met water geheel en maakt plaats voor een zuiver blauw, hetwelk met zuren eerst ineen wijnrood, na verdere bijvoeging van het zuur in helder uienrood overgaat. Dit laatste geschiedt echter eerst bij aanwezigheid eener zekere overmaat van zuur. De geconcentreerde oplossing van het blauwe pigment moet nu voor een deel verdund en hierbij droppelsgewijze zoolang zeer verdund zoutzuur gevoegd worden, totdat zij de wijnroode kleur heeft aangenomen, waarna men met de nog onveranderde blauwe oplossing voorzichtig de blauwe kleur bij de roodgemaakte vloeistof te voorschijn roept. Als nieuw reactief op de aanwezigheid van alcohol in vloeistoffen worden door Lieben opgegeven de te onderzoeken vloeistof in eene reageerbuis met eenige korrels jodium en eenige droppels sodaloog zacht te verwarmen (niet tot de kookhitte). Bij aanwezigheid der geringste hoeveelheid alcohol ontstaat er een geel, kristallijn, gekarakteriseerd praecipitaat van jodoform. Op deze wijze kan men 0,013 alcohol, opgelost in water, herkennen. Het is Lieben bij het onderzoek van aether met behulp zijner methode gebleken, dat het zeer moeilijk is aan den aether de laatste sporen alcohol zelfs door herhaalde afwasschingen met water te ontnemen. Om deze afwassohingen te vermijden, acht hij het beter den alcohol-bevat-

tenden aether één- of tweemaal te onderwerpen aan de werking vaneen oxydeerend mengsel van bichromas kalicus en zwavelzuur, vervolgens de gevormde oxydatieproduoten van den alcohol dooréén of twee afwassoMngen met water weg te nemen en eindelijk te rectificeeren. Lieben heeft zijn reactie ook toegepast op het onderzoek van urine na het gebruik van alcoholische dranken. Men stelt gewoonlijk, dat de alcohol bij de ademhaling geheel wordt omgezet in koolzuur en water. De onderzoekingen van Lallemant en Perrin hebben deze beschouwing reeds gewijzigd. Lieben heeft bepaald alcohol inde urine kunnen aanwijzen en wel door de eerste hoeveelheden van het vocht, verkregen door distillatie der urine, aan de werking van jodium en bijtende soda bloot te stellen. Volgens Stein is eene verdunde oplossing van jodium een uitstekend reagens op vaste narceïne, die daardoor dadelijk eene blauwe kleur aanneemt. De joodoplossing werkt echter enkel op vaste narceïne. Alles wat de narceïnekristallen oplost, neemt de kleur weg. Het verschijnsel heeft de meeste overeenkomst met het joodamylum, ook daarin, dat zeer weinig jodium slechts eene violette kleur te voorschijn roept. De vorming der zwavelkoolstof heeft volgens een leerling van Sainte-Claire Deville het meest bij de roodgloeihitte plaats. Door dissociatie wordt het gescheiden in zwavel en in koolstof, terwijl daarentegen het daarmede correspondeerende koolzuur (kooldioxyde) daardoor gesplitst wordt in kool en kooloxyde. Indien men bij de bereiding van alcoholische narcolische extracten den tot uittrekking gebezigden alcohol door distillatie wil verzamelen, hangt hem meestal een eigenaardige reuk aan, afkomstig van het'een of ander vluchtig beginsel van het plantendeel. Om deze riekende stoffen uit den alcohol te verwijderen, distilleert men hem met eene voldoende hoeveelheid permanganas kalicus. Emplastrum nigrum {Empldtre maure) van Dr. Mouland. Jf; emplastri plumbi partes 3000, oerae flavae n 135, resinae pini // 135, olibani pulver. „ 150, styracis , // 335, hydrargyri „ 750. Het kwikzilver wordt onder den styrax verdeeld, waarna men het bij de andere vooraf ondereengesmolten ingrediënten voegt. Deze pleister heeft zeer gunstige resultaten opgeleverd bij verbrandingen inden 4den graad en wordt door Coster, geneesheer bij het hospitaal te Marseille, ten zeerste aanbevolen. Verscheidenheden. Om de proef steeds goed te doen gelukken, dat men het ijzer door reductie door middel van waterstof als pyrophoor verkrijgt, wordt door Boukhon en Guyot aangeraden, dat men een ijzeroxyde bezigt, hetwelk eenige aluinaarde bevat. Men verkrijgt dit dooreen ijzeroxydezout, waarbij men 8 tot 10 procent vaneen aluminiumzout heeft gevoegd, met ammonia te praecipiteeren. Drie tot zes decigramme van dit goed gedroogde praecipitaat worden in eene glazen buis gebracht (de dikte van het glas bedrage omstreeks | milimeter) over eene oppervlakte van omstreeks 6 centimeter. De glazen buis staat in verband met een toestel voor waterstof-ontwikkeling. Men verwarmt met twee alcohollampen. De waterstof oefent weldra hare werking uit op het oxyde en men ziet inde buis