gewigt en omgekeerd, waren de candidaten doorgaans goed vertrouwd.

Omtrent het openbaar meer theoretisch gedeelte van het examen meent de commissie het volgende te moeten opmerken. De uitslag van het examen, wat betreft de kennis der artsenijgewassen en die der pharmacognosie, was over het geheel gunstig. Alle candidaten, welke mogten slagen, toonden dat zij zich met ijver op dit gedeelte der pharmacie hadden toegelegd. Een candidaat was in dit opzigt uiterst onbedreven. Ook het schriftelijk werk der candidaten, de beschrijving vaneen paar artsenijgewassen en een paar simplicia, stijl en taal daargelaten, was over het geheel goed. Het examen inde schei- en artsenijbereidkun.de gaf bij de meeste candidaten stof tot tevredenheid, Inde meeste gevallen bleek het, dat de candidaten de Pharmacopoea Neerlandica met ijver en oordeel hadden nagegaan, ter vergelijking en aanvulling getrouw hadden gebruik gemaakt van de werken van autoriteiten op dit gebied, en alzoo in staat waren een kritisch oordeel te kunnen uitspreken over de pharmaceutisch-chemische en galenische praeparaten van onze pharmacopoea. Sommige der candidaten toonden echter op dit gebied minder ontwikkeld te zijn en moest de commissie tot haar leedwezen ervaren, dat enkelen van hen, die voor minstens twee jaren na een voldoend examen, als hulpapotheker waren toegelaten, weinig kennis meer hadden van scheikunde, waaraan, als noodzakelijk gevolg, de minder grondige beoefening der pharmaceutische chemie was toe te schrijven. Het examen inde onderscheiding en opsporing van vergijten, gaf inden regel even voldoende resultaten als bij de praktijk waren verkregen. De candidaten waren bekend met de verschillende methoden tot opsporing van vergiften, met hunne kenmerkende reactie en met de voorzorgen, die bij zoodanig onderzoek moeten worden in acht genomen. Van de vijftien candidaten, die zich hadden aangemeld voor het examen, trokken zich twee terug; een hunner te midden van het praktisch examen en de andere nadat hij dit gedeelte van het examen had afgelegd. Van de overige dertien candidaten werd een afgewezen om zijne onvoldoende kennis van artsenijgewassen

en van simplicia, in verband met hetgeen hij waste kort geschoten in het praktisch examen. Had het examen van enkelen der overige twaalf candidaten hier en daar aan de commissie nog al zwakke punten doen kennen, zoo was toch de geheele indruk van het afgelegd examen niet zoo ongunstig, dat de commissie bezwaar vond ook deze toe te laten. Het strekt der commissie tot genoegen hier de verklaring te kunnen afleggen, dat het examen van de overige candidaten goed, zeer goed en van enkelen zelfs uitstekend mag genoemd worden, en als bewijs kan verstrekken van de gunstige werking van de geneeskundige wetten, wat de intellectuele ontwikkeling van den apothekersstand betreft. Het is haar derhalve eene aangename taak aan Uwe Excellentie te berigten, dat zij twaalf candidaten tot apothekers heeft bevorderd en aan hen als zoodanig aoten van bevoegdheid heeft uitgereikt, nadat zij in handen van den voorzitter den bij de wet gevorderden eed of belofte hadden afgelegd. Hunne namen zijn: Hendrik Herman ten Cate, geboren te Hoogezand; Gerard Hendrik van Hoolwerfl1, geboren te Hoorn; Christiaan Willem Karei van Hoorn, geboren te Amsterdam ; Johannes Gerardus Brandts, geboren te Groningen; Henri Marie Joseph Emile Steyns, geboren te Tongeren ; Jacob de Wit, geboren te Enkhuizen; Cornelis Guldensteeden Egeling, geboren te Zeist; Jan Mesman, geboren te Deemster; Jan Jaoobus Couvée, geboren te Leiden; Sicco Herman Eerdinand Wolthers, geboren te Rolde; Nanno van Duinen, geboren te Veendam; Jakob Kart Ackens, geboren te Kerkrade. Utrecht, Januari 1870. De Commissie voornoemd: P. J. van Kerokhofv, Voorzitter. C. H. van Ankum, Secretaris. {Staats-Courant van Woensdag, 3 Februari.) Snelpersdruk van M. J. Portielje te Amsterdam.