Uittreksels uit Binnen- en Buttenlandsche tijdschriften. In N°. 27 van Hager’s Pharmaceutische Centralhalle wordt de afbeelding en wijdloopige beschrijving gevonden van Bushby’s patent-pillenmachine, waarvan wij reeds meermalen gewag maakten (zie N°. 47 van den 6den en N°. 48 van den 5 den Jaargang). Ook Hager acht deze pillenmachine ongeschikt voor de gewone receptuur en alleen van nut voor de vervaardiging eener groote hoeveelheid gelijksoortige pillen. De machine wordt in Engeland gebruikt tot bereiding der laxeerpillen enz., die voor geheimmiddelen dienen. Slechts massa’s van zeer vaste consistentie kunnen er op vervaardigd worden. Zoo gelukte het II niet uit eene uitstekende massa chininepillen, bestrooid met kaneel, goede pillen te maken; daarentegen bleken zeer vaste massa’s, die althaeapoeder bevatten of ook die gekneed waren met kruim van versch brood, bijzonder geschikt te zijn. De uitvinder zegt zelf: Magnesiacarbonaat en zoethoutpoeder (als poeders tot conspergeeren) moeten op de machine worden aangewend, geen krijt, zetmeel enz., want zij maken, dat de massa stangen vormt, die door de walzen heengaan, zonder te worden rond gemaakt. Ook moet men om dezelfde reden de kanalen geheel vrij van vet houden. Ook lycopodium is niet geschikt als conspergens. Heeft de pillenmassa de vereischte consistentie, dan is de productie der pillen waarlijk ongemeen. Bij twee omwendingen van het vliegrad der machine zijn 24 pillen gereed, zoodat in eenige uren honderdduizenden van pillen kunnen vervaardigd worden. De pillen zijn echter inde meeste gevallen niet glad en moeten dan nog met een vaardigmaker bewerkt worden. Hager wijst eindelijk de firma Warmbrunn, Quilitz en Cie. te Berlijn aan als in bezit te zijn van eene patent-pillenmachine van Bushby. Om het uitgieten van vloeistoffen uit gewone schalen of schotels gemakkelijk te maken, bezigt Eaymond eene uitmonding van caoutschouk, die door middel vaneen elastieken band aan den rand van het vat wordt vastgeklemd en zoodanig vasthoudt, dat geene vloeistof tusschen hem en het vat kan weg vloeien. Wegens de elasticiteit der uitmonding en van den band kunnen deze toestellen voor vaten van verschillend diameter worden gebezigd. Volgens Elückiger is geene zelfstandigheid zoo geschikt tot het vervalschen van oleum caryophyilorum als carbolzuur (phenol), dewijl beide in scheikundige eigenschappen zooveel overeenkomen. Hij maakt reeds inde voorbaat opmerkzaam op een eenvoudig middel tot onderscheiding, berustende op de gemakkelijke oplosbaarheid van carbolzuur in water. Men schudt omstreeks 2—lo gram van de te onderzoeken olie met het 50—100 voudig gewicht heet water aanhoudend dooreen, giet na bekoeling het water helder af of concentreert het door langzame verdamping bij zachte warmte. Men voegt nu bij eenige C. C. dezer vloeistof eenige droppels ammonia en strooit daarin eene kleine hoeveelheid chloorkalk. Bevat dc kruidnagelolie ook slechts eenige procenten phenol, dan neemt de vloeistof na gedurig omschudden eene groene, ten laatste in het blauwe overgaande kleur aan, die dagen lang duurt. Zuivere kruidnagelolie vertoont deze eigenschap niet. Een ander kenmerk levert de bekende violette kleur, die phenol met ijzerchloride geeft. Bij aanwezigheid van

kruidnagelolie komt deze reactie niet of althans zeer onvolkomen te voorschijn,- Tegen de pokken, die inden laatsten tijd te Parijs in zoo hevige mate geheerscht hebben, is met het beste gevolg Sarracenia purpurea aangewend, eene plant, behoorende tot de familie der Cislinen, die in het wild groeit in moerassen van Amerika (in Canada, Georgië, Carolina, Plorida). De geneeskracht dezer plant tegen de pokken is reeds in oude tijden bij de Noord-Amerikaansche volkstammen bekend geweest. Inden laatsten tijd hebben Dr. Morris uit Halifax en Dr. Mille daarop meer bijzonder de aandacht gevestigd. Zij zal dienen als praeservatief, tevens tot volkomen genezing der pokken. De Sarracenia wordt als decoctum en als syrupus gegeven. Men bereidt het decoctum volgens Mille door 8 gram fijn gestooten wortelen der plant met 1 liter water gedurende i uur tot op i liter te laten koken en dan door te gieten. In het begin der ziekte wordt het decoctum warm om de 4 uren inde dosis vaneen half glas gegeven. Het uitbreken der pokken laat zelden langer dan 24 tot 48 uren op zich wachten. Men laat het decoctum gedurende 5 tot 6 dagen gebruiken. De werking der Sarracenia schijnt alleen op vermeerderde afzondering der urine te berusten. De urine, die inden beginne sterk rood is, wordt spoedig helder. Volgens Mille verleent de Sarracenia niet alleen gewichtige diensten bij pokken, maar ook bij het grootste aantal uitslagziekten, zooals mazelen, roodvonk, netelroos enz, Hager bespreekt de 3 verschillende soorten van calomel die er bestaan, namelijk I°, de gesublimeerde en later geslibde, eenigszins geelwitte calomel; 2°. de gepraecipiteerde en verder door damp bereide calomel; B°. de gepraecipiteerde sneeuwwitte calomel (Mercurius dulcis Scheeliï). De laatste soort oefent de sterkste werking uit. Algemeen is aangenomen, en ook Hager verecnigt zich hier geheel mede, dat alleen de eerste soort de calomel moet zijn voor officinaal gebruik, die in eene Pharmacopoea te huis behoort. Het verschil der 3 soorten onder den microscoop is aanmerkelijk. Met gesublimeerden en geslibden calomel komt het meest overeen de met damp bereide, doch de laatste vertoont fijner kristalletjes, terwijl de zeer fijne korrel van den gepraecipiteerden calomel geen twijfel overlaat. Hager maakt opmerkzaam op eene vervalsching van zwitserschen tafelhonig, die hem onder het oog is gekomen. Smaak, reuk, kleur en consistentie lieten niets te wenschen over. De honig was tamelijk doorzichtig en leverde op het uiterlijk aanzien geen bijzonder kenmerk op; alleen trok het de aandacht, dat de honig na 9 maanden nog niet den minsten aanleg vertoonde, om kristallen af te zetten. Bij scheikundig onderzoek bleek echter, dat de gefiltreerde oplossing in water met oxalas ammonicus een neerslag gaf, zoo ook de met salpeterzuur zuurgemaakte oplossing met chloorbaryum. Hiermede werd de aanwezigheid van sulphas calcicus geconstateerd en aardappelstroop verraden. De weinig troebele oplossing van den honig vertoonde onderden microscoop een tamelijk gehalte aan stuifmeelkorrels en slechts weinige gebroken zetmeelbolletjes, die met jodium eene violette kleur aannamen. Dus was de onderzochte Zwitsersche tafelhonig ongetwijfeld een mengsel zetmeelstroop en bijenhonig. De vervalsching van