maat-Brugman en J. Polak te Amsterdam, als plaatsvervangende leden, heeft hare werkzaamheden van 18 tot 27 Julij volbragt. Er hadden zich 54 candidaten aangemeld, waaronder 9 vrouwelijke; 52 zijn geëxamineerd; één was ten gevolge eener oproeping voor de militie verhinderd te verschijnen, een andere is zonder kennisgeving weggebleven. De theoretische examens werden gehouden in het locaal der voormalige klinische school, de praktische examens voor de mannelijke candidaten inde apotheek van het binnengasthuis, voor de vrouwelijke candidaten in het locaal der industrieschool voor vrouwelijke jeugd, welke localen op ons verzoek door de besturen der genoemde instellingen welwillend waren beschikbaar gesteld. Gedurende 9 dagen werden dagelijks omstreeks 6 candidaten, van des morgens 9 tot 1 uur mondeling, van 2 tot 4 a 5 uur praktisch geëxamineerd. De examens werden volgens het daarvoor bestaand programma ingerigt. Nederlandsche taal. De uitkomsten waren over het algemeen bevredigend. Vooral uit de schriftelijke opstellen bleek, bij vergelijking met het jaar 1867, dat de groote meerderheid der candidaten beter ontwikkeld was. De kennis der latijnsche taal was bij zeer vele candidaten gering. Het lezen der recepten liet, uiteen taalkundig oogpunt, bij de meesten veel te wenschen over. Bij acht candidaten was deze kennis zoo gering, dat zij reeds daarom niet konden worden toegelaten tot het praktisch examen. Be rekenkundige voorstellen, waarbij de kennis van gewone en tiendeelige breuken vereischt werd, waren over het algemeen goed bewerkt. Be kennis van de geneesmiddelen en van de maten en gewigten was bij de groote meerderheid voldoende, bij 3 candidaten onvoldoende, bij 7 middelmatig. Van de 52 geëxamineerden werden 42 tot het praktisch examen toegelaten, doch moesten nog 2 wegens onvoldoende geschiktheid tot het gereedmaken van recepten worden afgewezen. Bij velen liet die geschiktheid vrij wat te wenschen over, vooral wat oordeelkundig handelen en netheid betreft. Bij vele, zelfs bij overigens zeer bekwame candidaten bleek de invloed van het slechte voorbeeld, dat zij bij het praktisch werken inde apotheek van hunne leermeesters gehad hadden, maar al te zeer, en moest de Commissie bij herhaling opmerken, dat het ordelijk, systematisch en naauwkeurig werken inde apotheek bij velen niet genoeg meer als eene hoofdzaak werd beschouwd. Loffelijke uitzonderingen werden opgemerkt, doch vooral bleek het onderscheid bij de, vijf vrouwelijke leerlingen der industrieschool voor vrouwelijke jeugd, die boven verreweg de meeste overige candidaten in praktische vaardigheid, netheid en naauwkeurigheid uitmuntten, en die het groote voordeel aantoonden van een goed systematisch onderwijs, zoo als dat aan die school sedert korten tijd gegeven wordt. Niet enkel bleek dat voordeel bij de praktische werkzaamheden, maar ook bij de theoretische examens die in elk opzigt getuigden dat de leerlingen uitmuntend waren onderwezen. De Commissie mag niet nalaten in het belang der pharmacie den wensch te uiten, dat spoedig soortgelijk onderwijs voor de apothekers-leerlingen algemeen worde, opdat langs dien weg de stand der apothekers-bedienden, die door de wet bij de instelling der apothekers-leerlingen bedoeld werd, zich tot een degelijken stand inde maatschappij verheffe, die duurzaam eene goede adsistentie inde apotheken, ook ten platten lande, zal verzekeren. De namen der 40 candidaten, aan wie na eedsaflegging eene acte van bevoegdheid als leerling-apotheker is toegekend, zijn naar volgorde der toelating ; J. A. Vroom van Botterdam; H. A. Hooftman van Boskoop; A. Nijdam van Sneek; F. J. Abresch van Muntendam; T. Beidschat van Harlingen; W. J. Schutte van Nederhorst den Berg; N. Adriani van Zuidbroek; S. van Vuure van Broek in Waterland; S. Kers&ens van Krommenie ; P. G. Komijn van Soest; J. van Beverwijk van Kampen; B. B. van den Hoorn van Bodegraven; S. A. van

Kralingen van Boskoop; A. Adema van I’ranekeradcel; H. D. Uitterdijk van Aduard; IJ. van der Feer van Sneek; G. F. F. van Woerden van Norg; P. J. J. Paling van Delft; J. Jurrewitz van Botterdam; D. Gauw van Maskerland; E. Nunes van Suriname; B. S. Engbers van Losser; A. Jaoobsen van Amsterdam; F. M. G. van Walsem van Hoorn; A. H. Sandvos van Amsterdam; L. J. van Asperen van ’sHage; J. Vreeling van Beemster; K. Wieling van Westdongeradeel; A. L. Gardozo van ’sHage; J. da Silva Solis van Amsterdam; H. C. Lambers van Assen; Mej. J. ten Cate van Wormerveer; Mej. C. E Pel van Smallingerland; Mej. D. C. Koen van Houten; Mej. A. H. Jacobs van Sappemeer; Mej. A. J. M, Sonnenberg van Zwolle; Mej. J. Verwijnen van Amsterdam; Mej. D. ter Yeen van Amsterdam; Mej. E. J. van der Linde van Amsterdam; Mej. E. C, S. Hof ker van Nieuwer-amstel. Be Commissie voornoemd, J. Penn, Voorzitter. H. Kruseman, Secretaris. {Staats-Courant van Zondag 28 en Maandag 29 Aug.) OLEUM KUTAE. De officinale wijnruitolie, oleurn rutae (van Ruta graveolens L.), behoort tot de vluchtige oliën, waarvan de scheikundige constitutie zeer merkwaardig is. Het hoofdbestanddeel dezer olie is eene zelfstandigheid op zoodanige wijze samengesteld dat men haar, in verband met nog andere eigenschappen, zooals de vorming van kristallijne verbindingen met dubbel-zwaveligzure alcaliën, vroeger tot de aldehyden rekende en caprinaldehyde (aldehyde van het caprinezuur) heette. Latere onderzoekingen hebben evenwel eene fout doen ontdekken in de formule C,Q HSo 0, die recht gaf tot eene classificatie onder de aldehyden. De werkelijke empirische formule van het volkomen gezuiverde product bleek te zijn: Cl(> H22 0, en uit de ontwikkeling dezer formule werd zijne plaats aangewezen onder de ketonen. Als rationeele formule treedt dan op; G H O ( H,9 (ptr 10 ptt !°f verder ontwikkeld |CO =CO ) „ ,3' CIM (ch3 De wetenschappelijke naam van het hoofdbestanddeel der wijnruitolie wordt nu methxjlcaprinol. Tegen het opnemen van deze zelfstandigheid onder de aldehyden spreekt ook nog, dat zij niet gemakkelijk geoxydeerd wordt, helgeen met de aldehyden steeds het geval is. Om wijnruitolie volkomen te oxydeeren, moet zij bijna 8 dagen met salpeterzuur gekookt worden. Er ontstaat daarbij caprinezuur: Oio HSo 02. Het voornaamste bewijs voor den ketonachtigen aard der wijnruitolie is geleverd door von Gorup-Besanez en Grimm, doordat het hun gelukt is oleum rutae kunstmatig langs den synthetischen weg te bereiden volgens eene methode, die voor het verkrijgen van meerdere ketonen is toegepast. De synthese geschiedde, dooreen mengsel van gelijke moleculen caprinezure kalk en azijnzure kalk droog te distilleeren: (CioHl9o)2r q | (C3H30)2f —g ClOH19Of CC) ( q Ca |- ' Ca|o2 1 CH3|+3 OalU Eerst kwam eene acetonachtige, eigenaardig riekende vloeistof over, later eene olie, die reeds inden hals der retort vast werd. Bij gefractioneerde distillatie van het overgekomene bleek het gedeelte met een kookpunt tusschen de 210 en 246° C. grootendeels uit methylcaprinol te bestaan. Tot verdere zuivering werd het