bruik van de oplosbaarheid van sulphas chinicus in gemethyleerden spiritus. 1 Deel sulphas chinicus lost, onder aanwending van warmte, in 8 a 10 deelen gemethyleerden spiritus op. Eene aldus verkregen oplossing wordt onder vlijtig omroeren langzaam gegoten bij eene oplossing van 2£ deel acidum tannicum in 50 a 60 deelen koud water, en, na eenige oogenblikken met elkander in aanraking gebleven te zijn, wordt alles op een filter gebracht en slechts eenmaal met weinig water afgewasschen. Als er niets meer afdruipt, ook nadat men tegen het glas met het filter zacht gestooten heeft, wordt het filter met zijn inhoud op wit filtreerpapier uitgespreid en op eene zeef gelegd. De zeef wordt ineen verwarmd vertrek vrij opgehangen, zoolang totdat het praecipitaat droog is geworden. Men vermijde vooral kunstmatige warmte, waardoor de tannas chinicus spoedig donker gekleurd wordt. Op bovengenoemde wijze verkreeg H. een schoon en wit praeparaat. De bereiding verdient de voorkeur boven de gewone, waarbij men den sulphas chinicus in Verdund zwavelzuur oplost, omdat bij de oplossing van sulphas chinicus in gemethyleerden spiritus geen zuur benoodigd is. Het zwavelzuur toch werkt oplossend op den gevormden tannas, ten gevolge waarvan men verlies lijdt.'Er is opgegeven dit vrije zuur te neutraliseeren met ammonia, maar het zal elk, die dit beproefd heeft, evenals ons zijn overkomen, dat alsdan de tannas chinicus meer of minder donker gekleurd uitvalt.

VORMING EN ONTLEDING VAN ARSENIKWATERSTOFGAS BIJ HET ONDERZOEK VAN ZWAVELZUUR EN ZOUTZUUR OP ARSENIK. De nieuwe methode tot het opsporen van arsenik in phosphorzuur (zie N°. 37) heeft Hager op den weg geleid tot eene zeer eenvoudige wijze om zwavelzuur en zoutzuur op een gehalte aan arsenik te onderzoeken. Wij hebben deze methode herhaald en de reactie waarlijk verrassend gevoelig bevonden. Men verdunt 1 C. C. van het geconcentreerde zwavelzuur met 10 C. C. water of 1 C. C. van het zoutzuur met 5 C. C. water en voegt er nu eene oplossing van sulphas cupricus in water bij, namelijk 30 droppels bij het zwavelzuur, 15 droppels bij het zoutzuur. Men brengt van dit mengsel 4—5 C. C. ineen cilinderglas ter hoogte van B—lo centimeter (een opodeldoohglas) en doet er een stuk zuiver zink in. Men sluit de opening met eene kurk, waarin men met behulp eener dwarsspleet een strook perkamentpapier heeft bevestigd, waarvan het benedenste gedeelte met eene oplossing van uitras argen- j ticus is bevochtigd. Bij aanwezigheid van arsenik in het zwavelzuur of zoutzuur zal het perkamentpapier, ter plaatse waar het met nitras argenticus is bevochtigd, zeer spoedig zwart worden. Men moet natuurlijk zorgen, dat er bij de vrij sterke ontwikkeling van het gas, niets van den inhoud tegen het papier spat. Daartoe moet het cilinderglas hoog genoeg zijn, zoodat bij eene laag vloeistof ter hoogte van 75 millimeters of van 1 centimeter eene ruimte van 6—B centimeter tusschen het niveau der vloeistof en de papierstrook blijft. Inde bijvoeging van den sulphas cupricus is de waarde van de proef gelegen. In het zwavelzuur en zoutzuur toch wordt vaak, benevens arsenik, zwaveligzuur aangetroffen. Dit wordt door de ontwikkelde waterstof tot zwavelwaterstof overgebracht, hetwelk dus insgelijks den nitras argenticus zou zwart maken. Door den sulphas cupricus nu wordt

de mogelijk gevormde zwavelwaterstof ontleed, hetgeen met de arsenikwaterstof niet het geval is, die dus nu hare werking op het zilverzout kan uitoefenen. Deze eenvoudige methode, eene wijziging van Marsh’ toestel, is als voorloopige proef bij elk onderzoek op arsenik aan te wenden. Mijnheer de Redacteur! Naar aanleiding vaneen bericht in het Pharmaceutisch Weekblad van heden, betreffende een onderzoek van Sulphas chinious door den heer P. Kruijsse te Amsterdam, meld ik u het volgende. Gisteren ontving ik uit de' tweede of derde hand eene | bus, inhoudeude 1 kilo Sulphas chinicus, voorzien van | de etiquette en het cachet van Conrad Zimmer te Frankfort. De slordigheid van de verpakking trok mijne aandacht en na onderzoek bleek, dat de inhoud voor een zeer groot gedeelte uit Sulphas cinchonicus bestond. Ik ben niet inde gelegenheid dit quautitatief op te geven, want bus en inhoud zijn door mij teruggezonden, maar de reactie wees bepaald op eene zeer belangrijke hoeveelheid. Sulphas chinicus door mij rechtstreeks van Zimmer ontvangen, bevat daarvan geen spoor; naar mijne overtuiging zijn cachet en etiquette nagemaakt. Wees zoo goed, mijnheer de redacteur, deze regelen in uw Weekblad op te nemen. Met achting, UEd. Dienaar, Dordrecht, 5 Jan. 1871. J. H, Giltaij.

* Keeds dadelijk" bij het lezen van het ingezonden stuk, geteekend E. Stark, voorkomende in het Weekblad van 18 Dec. j.l. vormden wij gezamenlijk als pharmaoeuten der ■ Nijmeegsche vereeniging bet plan, openlijk mede te deel len, dat wij aan dat stuk geheel vreemd waren en het zelfs . af keurden. Wij dachten echter beter er geen notitie van j te nemen, wegens de onbevoegdheid van den inzender om : | over pharmaceütische inrichtingen te oordeelen. Wij willen gaarne aannemen dat de Deventersche inrichting volkomen aan alle eischen voldoet, en de heer • Stark, die daaraan gestudeerd heeft, met het onderwijs tevreden was, even als wij dit hier, te Nijmegen, zijn, maar zijne onbekendheid met andere inrichtingen (hij studeert toch slechts sedert eenige weken te dezer stede) ontnam hem o. i. alle bevoegdheid daarover te oordeelen, terwijl daarenboven de ondervinding van sommigen onzer, alsmede de uitslag der verschillende examens ons overvloedige bewijzen gegeven hadden van de deugdelijkheid van het pharmaceutisch onderwijs aan het Athenaeum Hlustrc. j Het is naar aanleiding van het schrijven der vereeniging //Berzelius,” ofschoon het zeer juist geheel tegen den heer Stark alléén gericht is, dat wij aan het bovengemelde vroeger gemaakte voornemen gevolg hebben willen geven, ten einde mogelijk verkeerde opvatting te vermijden. Wij verklaren dus openlijk met het ingezonden stuk van 18 Dec. j. 1. niet bekend te zijn geweest, en onze adhaesie daaraan niet te schenken. Tot dat einde verzoeken wijden geachten redacteur een klein plaatsje in zijn weekblad, waarmede hij ons zeer zal verplichten. De Pharmaoeuten der Nijmeegsche Vereeniging, Nijmegen, J. Bekker. 7 Februari 1871. E. M. van Hille. A. Koek. A. F. Nittinger. Theod. Noleï. M. Smeets. A. H. ÏELJEB.