naai gewicht, verzuim van herijk der milligramgewichteu (soms opzettelijk, omdat men geen tweede stel wilde aanschaffen ten gebruike gedurende den tijd dat die gewichten zich in het ijkkantoor bevinden, die voor het platteland soms eenige dagen inneemt). In Eriesland hadden sommige geneeskundigen niet voldaan aan de voorschriften van het Koninklijk Besluit van 23 Juli 1872, namelijk het veranderen der lijsten in verband met de invoering der Pharm. Neerl. Ed. 11. Het viel zoowel in Friesland als in Groningen in het oog, dat de leveranciers van geneesmiddelen soms aan de zelfdispenseerende geneeskundigen minder goede waar leverden. Een hierover onderhouden leverancier antwoordde, dat de concurrentie dit vorderde. (Wij curcieveeren). In Drenthe werden de plattelands-apotheken sedert de laatste jaren zoozeer verbeterd, dat zij over het algemeen goed konden genoemd worden. Slechts weinig vonnissen wegens overtredingen van de wet regelende de artsenijbereidkunst worden in het Verslag vermeld. Een //zalfverkoopster” te Woerden werd tot een boete van ƒ25 of 3 dagen subsidiaire gevangenisstraf veroordeeld, zoo ook eene te Delft; eene andere te Botterdam tot boete van ƒ 75 of 7 dagen subsidiaire gevangenisstraf. Te Dordrecht werden 13 personen veroordeeld wegens overtreding van art. 30. Te Goes werd een kermisreiziger veroordeeld tot een boete van ƒ 75 of subsidiaire gevangenisstraf van 7 dagen wegens het verkoopen van zeker geneesmiddel (ammonia liquida) beneden de daartoe bepaalde hoeveelheid. Te Winschoten werd een apotheekhoudend med. doctor veroordeeld tot eene geldboete van ƒ 0,50 en in de kosten wegens het niet zorgen, dat bij zijne afwezigheid de vergiften door de Commissie uit den geneeskundigen raad kunnen nagezien en onderzocht worden. Nog vermelden wijde volgende bijzonderheid, waarop de adjunot-inspecteur voor Noordholland den officier van justitie te Amsterdam wees. Een persoon, die op groote schaal de geneeskunst uitoefende, zonder daartoe bevoegd te zijn, gaf voor te zijn gepensioneerd marinedoctor en werd //de wonderdoctor van Buiksloot” genoemd. Hij gaf geneeskundige consulten op vaste dagen inde week te Amsterdam, te Botterdam en te Buiksloot. Zijne recepten, althans van hen die hem te Amsterdam raadpleegden, waren zoo ingericht, dat slechts één apotheker wiens naam evenzeer den officier van justitie, werd opgegeven ze kon bereiden, daar de apotheker bekend was met hetgeen op het voorschrift te lezen stond. Een dergelijk recept werd den officier van justitie ter hand gesteld en hem tevens de namen opgegeven van eenige personen die genoemden wonderdoctor hadden geraadpleegd. (Of deze zaak vervolgd is en met welken uitslag, wordt niet vermeld). In 1875 zijn acten van bevoegdheid uitgereikt: aan 16 personen als apotheker, aan 4 personen als hulp-apotheker, aan 43 personen (waaronder 11 vrouwelijke) als leerlingapotheker. De ontvangsten voor de examens bedroegen voor de acten van bevoegdheid als apotheker en hulp-apotheker ƒ 230, voor die als leerling-apotheker ƒ 245. De gezamenlijke reis- en verblijfkosten en presentiegelden van al de examen-commissiën, benevens de andere kosten der examens (natuurkundige, geneeskundige, apothekers-, praotisch hulp-apothekers-, leerling-apothekers- en vroedvrouwen-examens) bedroegen f 19293,54. Daartegen werd in het geheel ontvangen f 3080,00, zoodat door of ten behoeve der gezamenlijke commissiën in 1875 eene som van ƒ 16212,54 uitgegeven is. De Geneeskundige Baad voor Noord-Holland heeft, in zijn najaarszitting van 19 December j. 1., de leden: Prof. J. van Geuns, Dr. J. Zeeman, J. C. Kruseman en W. Stoeder in commissie benoemd, ten einde een onderzoek in te stellen naar de therapeutische en pharmaceutische waarde van onze roode Javakina. Mijnheer de Redacteur ! Ik verzoek vriéndelijk plaatsing voor onderstaande, niet alleen om aan de zaak ruchtbaarheid te geven maar ook om ’t gevoelen van H.H. collega’s te hooren en van u heer Bedacteur, die zoo dikwijls bewijzen geeft te strijden voor den stand der . apothekers, om de pharmaoie te verheffen en haar de rechten te doen genieten, haar bij de wet toegekend.

In ’t begin der maand Oct. ’76 vestigde zich in het dorp M. (waar een apotheker sedert 40 jaren gevestigd is) een geneesheer, wijl de voorgaande om reden van gezondheid zijn praktijk moest neerleggen. De nieuwe geneesheer wendde zich per adres tot H.H. Ged. Staten om vergunning te verkrijgen tot het houden eener apotheek. Die vergunning is tot heden niet verkregen en evenwel heeft de geneesheer eene apotheek geopend met adsistentie vaneen voor de wet onbevoegd bediende. Omstreeks midden November werd hij gedwongen de apotheek te sluiten, maar nu bracht hij die over naar 0., behoorende onder een andere gemeente en wel als hulpapotheek voor die streken. En daarbij des daags onder beheer vaneen onbevoegde, des nachts zonder toezicht, wijl èn de doctor èn de bediende feitelijk in M. wonen. Maar ook daar werd ze door den burgemeester dier gemeente gesloten en wat geschiedt er nu (van ’t begin der maand Dec.)? Ten huize van den bediende des doctors worden geneesmiddelen afgeleverd op naam van de firma L. en v. W, te Gr. en geordonneerd door den in ’t voorgaande bedoelden geneesheer. Die geneesmiddelen worden gewoonlijk binnen den tijd vaneen uur afgeleverd, terwijl Gr. drie uur van M, verwijderd ligt (dus zes uur heen en terug) ; hoe kan zulks geschieden ? Zoo staan de zaken thans, en nu ten slotte de volgende vragen: I°. Hoe is de handelwijze des doctors te betitelen, die, bekend met de wet (adres: zijn verzoek aan de Staten), toch eene apotheek opende op een’ plaats waar reeds één apotheker gevestigd is ? 3°. Bestaan er zoodanige hulpapotheken, onder beheer vaneen onbevoegde? 3°. Hoe moet een apotheker in zoodanig geval handelen ? 4°. Hoe moet de wet in deze gehandhaafd worden ? //Justitia”. Ad I. zal elk wel het antwoord gereed hebben ; Ad 11. dat zoodanige hulp-apotheken onder beheer vaneen onbevoegde bij de wet niet bekend zijn en nooit hebben kunnen zijn; Ad 111 en IV. zich tot den geneeskundigen ambtenaar, den provincialen inspecteur, wenden, die zeker voldoende termen zal vinden en maatregelen nemen, om de wet te handhaven en aan het misbruik een einde te maken. Het geval levert eene vernieuwde en sterk sprekende bijdrage tot de onhoudbaarheid van den toestand der apotheken ten plattelande, zoolang ook aldaar de uitoefening der artsenijbereidkunst niet geheel van die der geneeskunst gescheiden is. Zooals wij reeds vroeger uitspraken, we blijven hopen, dat de verplaatsing der artsenijbereidkunde van de geneeskundige naar de wis- en natuurkundige faculteit de eerste stap moge zijn, om in deze de hoog noodige verbetering aan te brengen. Red, Sliedbechi, 17 Dec. 1876. Weled. Heer Redacteur! Naar aanleiding van het gelezene in het Pharm. Weekblad van 17 December N°. 33 aangaande het onderzoek van urine op glucose, neem ik de vrijheid op te merken, dat deze urine veel te oud was om op glucose te onderzoeken ten einde zeker te zijn van de aanwezigheid. De ondervinding heeft mij geleerd dat urine, die lang gestaan heeft, overvloedig acid. uricum, albumen en slijm bevat. Deze stoffen, ten minste acid. uricum en albumen, hebben de eigenschap het koperproefvocht te ontleden. Ik heb mij bij een dergelijk onderzoek steeds overtuigd van de aanwezigheid van beide stoffen, en voornamelijk van albumen, hetwelk ik steeds verwijderde alvorens de reactie te beginnen. Op uwe aanmerking wil ik niets afdingen, doch geloof dat mijne meenin g meer aanleiding kan geven om tot een zeker besluit te komen. Mijne opmerking ten goede houdende zoo teeken ik hoogachtend Uw dw. dienaar Hammachek. Er. de Vrij bericht ons naar aanleiding van het beschreven geval, dat hij tijdens zijn lectoraat aan de Clinische school te Botterdam, dikwijls door het koperproefvocht suiker meende te vinden, terwijl het hem later bleek, dat de van suiker verdachte urine