overeenstemt met die der overige phospïïaten van het calcium Ca3 (P 04)2 en Ca H4 (P 04)2.] Met water en vervolgens met eene oplossing van Ag N 03 ineen reageerbuisje geschud, ontstond er eene sterke gele kleur. Op platina plaat gegloeid was er eene merkbare verandering in het praeparaat merkbaar, de kleur werd tijdens het gloeien grijsachtig en na schudding met Ag N03 ontstond er eene witte kleur. Het was dus geheel overgegaan in calciumparaphosphaat: Ca2 P2 07. b. bleek reeds op het uiterlijk aanzien, toen het op het doek verzameld en nog vochtig was, meer geleiachtig en wat moeilijker te drogen. Binnen inde vochtige massa vertoonde zich eene geringe geelachtige tint, hetwelk ik meen te moeten toeschrijven aan een klein ijzergehalte inde beenderen, hetwelk ik naderhand ontdekte. Onder den microscoop waren nog wel kleine kristallen merkbaar, maar aan de hoofdmassa kon geen kristalvorm toegesohreven worden. Geschud met water en zilvernitraat eene sterk gele kleur. Er werd sterk en lang op platinaplaat gegloeid en de gegloeide massa met water en oplossing van zilvernitraat geschud. Na eenigen tijd schudden, toen de sterk gegloeide massa goed met vocht doortrokken was, vertoonde zich eene gele kleur, echter minder intensief dan vóór de gloeiing. Uit deze feiten meende ik het besluit te moeten trekken, dat een gedeelte van het eerst gepraecipiteerde Ca2 H2 (P04)2 in Ca3 (Po4)3.was overgegaan. c. wit en blinkend. Onder den microscoop duidelijke kristalvorm doch niet zoo groot als bij a. Geelwording bij schudding met Ag N03 oplossing. Na gloeiing werd het poeder met Ag NOs oplossing wit, echter met eenige gele puntjes. Ook hier dus bijna enkel Ca2 H„ (P04)» overgegaan in Ca» P» 07. d. wit en blinkend. Kristallen ouder den microscoop merkbaar. Bij schudding met Ag N03 oplossing geel, na gloeiing en schudding met Ag NCR eene lichte gele tint. Ook hier dus bleek eeaig Ca3 (P04)2 gevormd te zijn. Ticeede bewerking. Kleinere hoeveelheden werden genomen (12 gram ossa usta, 18 gram 31 percentig chloorwaterstofzuur, 18 gram water). Er bleef omstreeks 3 gram onopgelost achter. Bij het heldere en verdunde fikraat werden gevoegd 6 gram ammonia liquida, verdund met 22 gram water. De vloeistof reageerde duidelijk aloalisch. De proeven met het uitgewasschen en gedroogde praecipitaat kwamen overeen met die van praecipitaat d bij de eerste bewerking. Derde bewerking. De geringe oplosbaarheid van de beenderen, het verschil tusscheu het cijfer 4J, dat ik opgelost verkreeg, met het cijfer 6, dat de Pharm. als het benaderde aangeeft, trok zeer mijne opmerkzaamheid. Daarbij kwam mijne kennismaking met het voorschrift der Britsche Pharm. (waarover hier beneden), die bijna dezelfde verhoudingen als onze Pharm. tusschen ossa usta en chloorwaterstofzuur opgeeft en waarbij zulk eene volkomen ' oplosbaarheid verondersteld wordt, dat men alleen, indien noodig, de vloeistof laat filtreeren. Ik besloot het mengsel van 6 d. ossa usta, 9 d. chloorwaterstofzuur en 9 d. water eenige dagen in eene open schaal warmte laten staan. De massa had toen een geleiaohtig voorkomen verkregen, zoodat aan filtreeren niet te denken viel. Ik verdunde haar met de dubbele hoeveelheid water van die de Pharm, opgeeft, liet nog eenigen tijd warm staan en filtreerde. Het filtreeren ging zeer gemakkelijk, het fikraat was dadelijk helder, er bleef echter nog eene vrij groote hoeveelheid achter, echter naar het mij voorkwam minder dan bij de eerste bewerking. Dooreen verzuim verwaarloosde ik die achtergebleven hoeveelheid te wegen. Ik gebruikte dit filtraat om hierbij eene dubbele hoeveelheid ammonia liquida te voegen van die der Pharm. en verkreeg na een paar dagen staan de geleiachtige massa, die door den heer S. beschreven is, echter niet inden vermelden stijfselpapvorm, want, hoewel het afscheiden der vloeistof door doek niet gelukte, kon dit door filtreerpapier wel geschieden. Vierde bewerking. Eindelijk ondernam ik de bereiding volgens de Britsche Pharm. (1874, herdruk van 1867), waarboven als formule staat Cas (Pü4)„. De bereiding luidt vertaald aldus (waarbij ik om beneden te vermelden reden de gewiohtshoeveelheden in het oorspronkelijke laat) : . //Neem; beenderenasch, 4 ounces, chloorwaterstofzuur, 6 fluidounces, water, 2 pints, ammonia liquida, 12 fluidounces of zooveel genoeg is. gedestilleerd water zooveel noodig. //Digereer de beenderenasch in het chloorwaterstofzuur, ver//dund met de helft van het water, totdat zij is opgelost. Eil//treer de oplossing, zoo noodig, voeg er bij het overige //water en vervolgens de ammonia liquida, totdat het mengsel //eene alcalische reactie verkrijgt. Het praecipitaat wordt verza//meld op een doek en met kokend gedestilleerd water zoolang //afgewassohen als het vocht nog een neerslag geeft door indrop//peling eener oplossing van zilvernitraat, zuur gemaakt met //salpeterzuur. Droog het afgewasschon praecipitaat bij eene tem//peratuur niet boven de 212° (F). //Kenmerken en zuiverheid. Een licht wit amorph poeder, //onoplosbaar in water, maar oplosbaar zonder opbruising in

//salpeterzuur; de oplossing blijve helder, wanneer eene overmaat //van natriumacetaat daarbij wordt gevoegd en geve een wit //praecipitaat na de opvolgende bijvoeging hetzij van eene geringe //hoeveelheid ammoniumoxalaat hetzij van ferridchloride. Tien grein //lossen volkomen zonder opbruising op in verdund chloorwater//stofzuur en de oplossing geve met ammonia een wit praecipi//taat, onoplosbaar in eene kokende oplossing van kali en we//gende 10 grein, wanneer het afgewassohen en gedroogd is.” Ik nam een achtste gedeelte van het voorschrift, namelijk voor J ounce Trooisch gewicht beenderen: 15,5 gram, voor f fluidounce(gemeten oneen) chloorwaterstofzuur van 1,150 soort, gewicht: 27 gram, voor -J pint water: 150 gram water en voor 1J fluidounces ammonia van 0,960 soort, gewicht: 45 gram. De beenderen werden in het met de helft van het water verdunde zuur in eene kookflesch gebracht en te digereeren gezet. Dit geschiedde gedurende eenige dagen, waarbij van tijd tot tijd de temperatuur tot het kookpunt verhoogd werd. Er bleek veel meer opgelost dan bij de Eerste en Tweede bewerking. Toen ik, achtgevende op de verdamping gedurende de gedurige verwarming, voor eene nieuwe oplossing de hoeveelheid water tot verdunning van het zuur verdubbelde, namelijk 150 gram bij de 27 gram chloorwaterstofzuur voegde, en op gelijke wijze digereerde, was na verloop van 5 dagen bijna alles opgelost. Er bleven slechs kooldeekjes en eenige grovere kalkdeeltjes achter. De vloeistof liep bij het filtreeren dadelijk helder door. Na verdunning werd er de ammonia liquida bijgedaan. Reeds nadat 21 gram ammonia liquida waren bijgedaan, was de zure reactie opgehouden en had voor eene zwak alcalische plaats gemaakt. Ik voegde er nu de overige bij het voorschrift opgegeven 24 gram ammonia liquida bij, scheidde het praecipitaat dadelijk van de sterk naar NH3 riekende vloeistof op een doek af (in het voorschrift wordt niets vermeld van het eenigen tijd laten staan van het mengsel), waschte het met heet gedestilleerd water voldoende af en droogde het. Het praeparaat vertoonde onder den microscoop onmiskenbare kristalvormen, bij schudding met de oplossing van Ag N03 werd het intensief geel, na sterke gloeiing op platinaplaat en opgieting van Ag N03 oplossing nam het na schudding duidelijk eene gele kleur aan, echter veel minder sterk dan vóór de gloeiing, Ook hier dus bleek een gedeelte van het eerst gevormde Ca» H2 (P 04)2 in Ca3 (P 04)2 te zijn overgegaan. Mijne bewerkingen, ook nog met eene andere soort van ossa usta, hebben mij tot de volgende conclusies geleid: 1. De door onze Pharm. opgegeven hoeveelheid 31 percentig chloorwaterstofzuur (1,5 voudig) en zeker de door de Britsche Pharm. opgegeven hoeveelheid (1,7 voudig) is, overeenkomstig de schemata; CagjP 0,)2 + 4 H Cl = 2 Ca Cl2 -f Ca H4 (P 04)» 310 146 4h7l R 1 ö/n ïï p| Ca CO3+2H Cl =Ca Cl,'+ CO2+H» (R 100 73 = 235,5 31°/0 H Cl voldoende om 1 deel beenderen (id. beenderen = 0,87 Ca3 (P 04)2 en 0,1 Ca C03 310 : 0,87 = 471 ;x ; x = 1,3867 100 : 0,1 235,5 : x ; x =r 0,2355 1,6232) op te lossen, maarde hoeveelheid water tot verdunning moet veel grooter zijn dan onze Pharm. vermeldt (niet gelijke deelen water en chloorwaterstofzuur, maar 3 a 4 d. water op 1 d. chloorwaterstofzuur), en het mengsel moet geruimen tijd bij niet te geringe warmte gedigereerd worden. 2. De hoeveelheid 10 percentige ammonia liquida tot het ophouden der zure reactie bedraagt, zooals in het Rapport wordt vermeld, veel minder, ruim de helft van de hoeveelheid, die de Pharm. opgeeft, overeenkomstig de volgende aan elkander sluitende schema’s: «• + Cas °«)« =CaH< (p °«)* +2 Ca Cl* 146 = 471 31% H Cl 6. Ca H4 (P04)2 +Ca Cl2 +2N H3 = Ca3 H2 (P 04)2 + 2 NH4CI. 34 = 340 10%NH3 De eene eindterm der schema’s, namelijk de N H3, die tot overbrenging van Ca H4 (P 04)2 -f Ca Cl, in Ca3 H3 (P 04)2 dient, moet berekend worden op den anderen eindterm de HCI, dewijl tot de vorming van 1 mol. Ca3 H3 (PD4)3 enz. 4 mol. H Cl uoodig zijn. Van 9 d. 31 percentig chloorwaterstofzuur ziju gemiddeld 1,34 d. voor het Ca C 03 noodig. Er blijven dus 9—1,34 = 7,66 deelen voor het omzetten van het Ca3 (P O)3 over. HCI HCI NH3 NH, 471 : 7,66 = 840 ; x; x = 5,53. (Wij laten hier buiten rekening een klein gedeelte bij de ver-