Dan wascht men het met koud, zooveel mogelijk kalkvrij water zoolang af, totdat het water kleurloos afloopt en het vet geen bloeddeeltjes meer bevat. Nadat men al het water heeft laten afdruipen, brengt men het afgewasschen ruwe vet ineen cilindrisch tonvormig vat van steengoed, ter hoogte van 1,35 m., en circa 0,5 m. in diameter. Dit vat staat ineen waterbad, hetwelk door stoom tot het smeltpunt van het gebezigde vet kan worden verwarmd. Aan den bodem van het vat bevindt zich eene houten of steenen kraan, zoodanig aangebracht, dat men het vat ledigen kan zonder het uit het waterbad te nemen. Nadat het vat tot voor SU met ruw vet gevuld is, legt men eene zeefachtig doorboorde schijf van steengoed op de oppervlakte van het vet, giet 10 J hoogst verdund scheikundig zuiver zoutzuur op (3 kilo scheikundig zuiver zoutzuur van 1,13 spec. gewicht op 100 kilo water) en bedekt alles met een geslepen goed sluitend steenen deksel. (Men kan geen zwavelzuur in plaats van zoutzuur nemen, omdat zijne oplossende kracht op de membranen slechts zeer zwak is). Door de verwarming smelt het vet inde cellen. De membraneuze vliezen,° die door het verdund zoutzuur opgelost worden, laten het vet uitvloeien, hetwelk zich nu boven de schijf van steengoed verzamelt. Deze schijf zakt daardoor langzamerhand en neemt alle vliezige deelen mede naar het verdund zuur op den bodem. Nadat al het vet gesmolten is en alle membraneuze vliezen vernietigd zijn, laat men de zure vloeistof afloopen en wascht het vet tweetot driemaal met heet water af. Bij het laatste waschwater voegt men eene geringe hoeveelheid magnesia alba, om de zure reactie geheel weg te nemen. Het afgewasschen vet wordt nu ineen gelijk of half volumen canadol opgelost, waarbij zich water en eene slijmige stikstof houdende dierlijke zelfstandigheid afscheiden. Beiden worden door decanteeren verwijderd. De heldere vetoplossing wordt ineen vertinden koperen stoomdistilleertoestel gebracht en het oplosmiddel door destillatie weder afgescheiden. Het vet na al deze bewerkingen verkregen, is volkomen reuk- en smakeloos, geheel kleurloos en bepaald neutraal. Het specifiek gewicht bedraagt bij 15° C. gemiddeld voor rundervet 0,9180, schapenvet 0,92749, varkensvet 0,93861. BEPALING VAN HET GEHALTE VAN MANGAANPEEOXÏDE IN BRUINSTEEN. Pattinson geeft tot het bepalen van het gehalte van den bruinsteen aan Mn 02 de volgende methode op, die volgens hem al de andere in nauwkeurigheid zal overtreffen. In eene kolf van 600 O. C. inbond overgiet men 3 gram zuiver (fijn gegloeid) ijzerdraad met 90 gram verdund zwavelzuur), (uit 8 deelen water en 1 deel zwavelzuur) sluit de kolf met eene kurken stop, waardoor eene tweemaal rechthoekig gebogen glazen buis gaat en verhit haar boven eene gasvlam, totdat het ijzer is opgelost. Men dompelt het vrije einde der gebogen buis ineen klein vat met water. Na volkomen oplossing van het ijzer brengt men 3 gram van den tot den fijn poeder gebrachten en behoorlijk gedroogden bruinsteen inde kolf, plaatst de kurk weder op, verhit den inhoud boven eene gasvlam voorzichtig tot rustig koken en onderhoudt deze temperatuur, totdat men ziet, dat het zwarte gedeelte van het poeder geheel is opgelost. Vervolgens laat men het water uit het kleine vat door de gebogen buis over-

komen, spoelt dit vat zoowel als de glazen buis en de kurk met gedistilleerd water goed af en brengt den inbond der kolf door bijvoeging van meer water tot 300 gram. Dan wordt de hoeveelheid van het als oxydule inde. oplossing teruggebleven ijzer met behulp eener normaal-oplossing van dichromas kalicus bepaald. Dit ijzer, afgetrokken van de geheels hoeveelheid van het gebezigde ijzer, geeft het bedrag aan van het ijzer, hetwelk door het mangaanperoxyde in oxyde is overgebraoht, waaruit het gehalte van Mn Ch inden onderzochten bruinsteen kan worden berekend. Om de nauwkeurigheid der methode te bepalen, werden onderscheidene monsters van zachten en licht te ontleden bruinsteen, die vrij van magnetisch ijzeroxyde was, tevens volgens de methode van Will en Fresenius, als ook van bruinsteen met magnetisch ijzer, onderzocht. Men verkreeg 68,36 en 63,43; 82,34 en 81,43; 74,00 en 73,98 ; 63,32 en 63,25 proc. Mn 02. Verder bleek de bruikbaarheid der methode uit de resultaten, die men bij het onderzoek van 85 bruinsteensoorten verkreeg. De proeven werden altijd tweemaal genomen. 22 Proeven kwamen nauwkeurig overeen; bij de overige was meestal een verschil van slechts 0,1 of hoogstens 0,2 procent. DB CONSTITUTIE DEE SALPETEEIGZUEE AETHEES. Men beschouwt tot heden de salpeterigzure aethers eii de nitroverbindingen als twee geheel verschillende klassen van lichamen op grond hunner verschillende reactie tegenover alcaliën en tegenover reduceerende middelen. Mendelejeff heeft er het eerst op gewezen, dat deze splitsing onbewezen is. Het verschil is enkel gelegen inden aard der resten, die met de groep NO» verbonden zijn. Cyaaiikalium werkt op de salpeterigzure aethers even als op de nitroverbindingen. Bij verhitting van salpeterigzuren aethylaether met cyaaiikalium en alcohol in toegesmoltea buizen scheidt zich, even als bij de nitroverbindingen, nitris kalicus uit en bij het koken met kali ontwikkelt zich veel ammoniak. Uit de met zwavelzuur oververzadigde oplossing trekt aether een zuur uit, hetwelk een sterken boterachtigen reuk heeft. Uittreksels uit Binnen- en Bnitenlandsche tij dsclirlften. G urn el heeft het denkbeeld opgevat, om papier VOOr cataplasma’s van lijnmee! te maken, op de wijze zooais Eigollot zulks met het mosterdpapier heeft gedaan. De bereiding vervalt in twee bewerkingen: I°. de bereiding van het lijnmeel; 2°. het brengen van het lijnmeel op het papier. I°. Het lijnmeel, hetwelk men wil gebruiken, moet geheel van de olie bevrijd zijn en tevens afgescheiden van de buitenste zaadhuid. Daartoe neemt men lijnzaad van het laatste jaar, brengt het tot zoo fijn mogelijk poeder en onderwerpt het aan eene zeer sterke persing, 1 om het zooveel mogelijk van de vette olie te bevrijden. He aldus verkregen lijnkoek wordt tot poeder gebracht en gebuild. Deze tweede bewerking heeft ten doel de zemelen van het meel af te zonderen. Om eindelijk ook het laatste gehalte aan olie uit het meel te verwijderen, trekt men het ineen deplaceertoestel uit met zwavelkoolstof, benzol of petroleum-aether. 2°. Door eene mechanische inrichting wordt de oppervlakte van het papier eerst met eene oplossing van caout-