PHARMACEIITISCH WEEKBLAD

YOOR NEDERLAND. ONDER, REDACTIE VAN R. J. OPWIJRDA, Apotheker te Nijmegen.

Dit Blad wordt eiken Zaterdag uitgegeven bij den Boekhandelaar D. B. CENTEN te Amsterdam. Prijs per Jaargang, franco per post, / 4.50.

Alle stukken, welke men in dit Blad wenscht opgenomen te zien, gelieve men franco in te zenden aan den Redacteur te Nijmegen vóór Woensdag.

Prijs der Advertentiën: van I tot 6 regels / 1.—, elke regel meer 15 ets., en 10 ets. voor een N°. van het Blad. Brieven franco.

8« Jaargang.

ZONDAG 4 Februari 1872.

JV°. 40.

Mcdedeellngen. Ingezonden stukken. PHARMACOPOEA NEERLANDICA, EDITIO ALTERA. 11. Zoo is dan eindelijk aan een wettig verlangen van Neerland s pharmaceuten voldaan en eene nieuwe uitgave van ’s lands Pharmacopoea verschenen. Dezelfde minister, wiens naam op de eerste uitgave prijkt, heeft na een tijdsverloop van 30 jaren ook de tweede gewaarmerkt. Welke naam is daarop ook waardiger en eigenaardiger dan die van den heer Thorbecke, den vader der geneeskundige wetten, waarvan de nieuwe Pharmacopoea een noodzakelijk uitvloeisel is geweest? Aan hooggeachte mannen werd de taak door Z. M. den Koning opgedragen, en hoe consciëntieus zij hun mandaat hebben opgevat, daarvan spreekt reeds het Verslag, hetwelk door de Commissie bij de voltooiing van haar werk openbaar gemaakt en bij de uitgegeven Pharmacopoea gevoegd is. We worden daarin herinnerd aan de geschiedenis der opdracht, eerst voor een supplement, dan voor eene nieuwe uitgave; rekenschap wordt gegeven van de inrichting en van de regeling van verschillende bijzonderheden in het werk. Men volgt de commissie in hare deliberatiën op den voet. Het verslag eindigt met eene weemoedige hulde aan de nagegedachtenis van den eerstbenoemden voorzitter, Prof. Miquel. Het lag geenszins inde bedoeling der commissie een leerboek te leveren, maar veeleer eene lijst van geneesmiddelen en een algemeen formulierboek voor bereidingen, die gewoonlijk door den apotheker zelven worden vervaardigd of waarbij de modus quo invloed uitoefent op den aard van het praeparaat. Hoofdzakelijk echter is het werk bestemd om als toetssteen te dienen tot herkenning van de pJ/armaceutische deugdelijkheid en zuiverheid der geneesmiddelen, die inden artsenijvoorraad worden bewaard, onverschillig of zij door den apotheker zelven ingezameld of bereid, dan wel uit den handel aangeschaft zijn. Hierop toch komt het hoofdzakelijk aan. Dit is de juiste opvatting van de woorden in art. 4 van Wet IV: //het voorhanden hebben der geneesmiddelen, .... zooals zij inde Pharmacopoea zijn aangegeven”. Wij zijn met de nieuwe uitgave eene belangrijke schrede voorwaarts gegaan. Op elke bladzijde ontmoeten wij den practischen zin der bewerkers. Uit alles blijkt, dat de commissieleden zelven hebben gewerkt en beproefd,

dat zij nauwkeurig hebben gewikt en gewogen, alvorens door hen iets inden Codex werd opgenomen. Het lijstje der corrigenda, reeds na den afdruk vermeerderd, zal echter nog eenige uitbreiding moeten erlangen, zie ons vorig nommer, waarbij wij hier nog voegen, dat ons o. a. is opgevallen: bladz. 19, regel 4 van boven: //acidum” voor //acidam,” bladz. 215, regel 7 van beneden; //iythargyri,” voor //lithargyri.” Nog eene enkele, onzes inziens noodzakelijke, bijvoeging of verandering inden tekst vermelden wij bij de behandeling der praeparateu. De alphabetische volgorde der geneesmiddelen, die in de Pharmaoopoea is aangenomen, achten wij alleszins geschikt en gewenscht. Zij vergemakkelijkt het gebruik van het werk. Bovendien, de scheidsmuren, vroeger opgetrokken tusschen materia medica, praeparata chemica en praeparata galenica, zijn door verandering van omstandigheden en inzichten hoe langer zoo wrakker geworden, en eene systematische rangschikking kwam met den aard van het werk niet overeen. Veel ballast uit de eerste uitgave is over boord geworpen, en, hoewel er ook inde nieuwe uitgave voorschriften voorkomen, die hadden kunnen achterwege blijven (bij name de oplossingen van aoidum tannicum, borax enz. in glycerinum, bladz. 103, die eerder op de magistrale voorschriften, de recepten, der geneesheeren, en dan naar omstandigheden gewijzigd, tehuis belmoren), zoo wrordt thans het bezwaar door het aangenomen stelsel der gedeeltelijke onverplichtbaarheid opgeheven en heeft nu alleen eene noodelooze uitbreiding veroorzaakt. Naar onze meening kan de Commissie met de meeste voldoening op den volbrachten arbeid terugzien. Zij verdient daarvoor den innigsten dank van het pharmaceutisch publiek. Vraagt men evenwel, of wij in alles met haar instemmen, dan is ons antwoord op verschillende punten ontkennend; het was ook niet denkbaar, dat zij het allen in alles naar den zin zou maken. Na deze algemeene opmerkingen, wenschen wij in volgende nommers onze zienswijze betreffende onderscheidene punten nader te ontwikkelen. Wij vangen daartoe aan met 3 nieuwigheden in eene nederlandsche Pharmacopoea: I°. het -f- teeken der onverplichtbaarheid; 3°. de tabel der maximaaldoses ; 3°. de lijst der reagentiën; behandelen vervolgens 4°. dein de Pharmacopoea aangenomen nomenclatuur en schrijfwijze; verder s°. eenige bijzonderheden betreffende sommige praeparaten, om te eindigen 6°. met een vergelijkend overzicht van de geneesmiddelen, die inde eerste en in deze tweede uitgave der Pharmacopoea Neerl. voorkomen.