Of het Unguentum mezerei, bereid vaneen alcoholisch aftreksel van den garoubast (zonder canthandes) aan het doel zal beantwoorden, namelijk het //openhouden der spaansche vlieg-wonden,” zal de ondervinding moeten leeren, In allen gevalle is het voorschrift beter dan dat der Iste Editie. Het //sevum ovillum” en de //cera alba” zijn bij de zalven en ook bij de pleisters geheel Het Unguentum simplex wordt bereid uit geel was. (We erkennen gaarne de doelmatigheid dezer verandering, waardoor de zalf niet spoedig rans wordt, maar men zal in den eersten tijd bij den handverkoop nog al moeite hebben met het vooroordeel van het publiek, hetwelk gewoon is //olie en was1’ wit te ontvangen). Door het aanwenden van geel unguentum simplex is ook het bezwaar van het geel worden van het Unguentum iodeti kalid vervallen, maar zal het Unguentum oxydi cobaltici eene groenachtige kleur verkrijgen. Doelmatig is bij het Unguentum populewm de bevochtiging der gemmae populi en folia met spiritus, voordat zij met axungia worden uitgetrokken. Ook voor de bereiding van Unguentum salinae wordt een goed voorschrift opgegeven, namelijk dat niet de pulvis herbae onder de axungia vermengd, maar een gecedeerd aftreksel van de. vooraf met water gekneusde, herba met axungia gegeven worde. Unguentum carbonatis plumbid en camphoratum worden met axungia bereid. Dij Unguentum terebinthinaceum wordt naar onze ondervinding eene betere zalf (dusgenaamde //spijkerbalsem”) verkregen, indien men onder het half bekoelde mengsel het santelhout als pulvis subtilissimus roert, in plaats van het met olie af te trekken, zooals de Pharm. verlangt. Unguentum sulphuratum wordt zonder oleum launnum bereid. Bij Unguentum pids is de onlangs door Haaxman aangegeven bereidingswijze gevolgd, namelijk het bijvoegen van het vooraf gesmolten mengsel van colophonium en pik onder het gesmolten mengsel van oleum olivarum en cera flava. Men ziet, het artikel //Unguentum” heeft nog al wat verandering ondergaan en draagt de blijken van met groote zorg behandeld te zijn. Mijnheer de Redacteur, Als inzender van het stukje over Aqua laurocerasi in uw Nommer 35 van 31 December 1.1., kon het mij niet anders dan aangenaam zijn, dat de Heer J. Th. Mouton er zijne aandacht aan wijdde. Vergun mij thans, naar aanleiding van diens schrijven in uw nommer van 17 dezer, plaatsing te verzoeken voor het volgende: Volgens mijne vraag (de Heer M., die haar zoo onbegrijpelijk vond, zal mij deze toelichting ten goede houden) zocht ik de verklaring van de, ook door den Heer M. waargenomen, oplossing van het reeds gevormd Ao-Cl na bijvoeging eener nieuwe hoeveelheid loog, in het HCy gehalte van het 01. laurocerasi. Het kwam mij mogelijk voor, dat 01. laurocerasi, die aan Aqua laurocerasi een groot gedeelte HCy vermag te onttrekken, dit HCy eerst afgeeft aan zeer sterk alcalisohe vloeistoffen. Ik werd in dit vermoeden versterkt door de tweede proef, die ik met Cl houdend Aqua destillata had genomen. Volgens den Heer M. is de verklaring van het ver-

lisel //eenvoudig” te zoeken inde oplosbaarheid van in bijtende kalk of natron. Dit gevoelen is lijnin strijd met de zoo even genoemde tweede proef, Ie Heer M. met stilzwijgen voorbijgaat, n onrechte, dunkt mij. Vergelijkende proeven toch sn eerst kracht van beteekenis, wanneer zij onder veel mogelijk gelijke voorwaarden genomen worden, ad de Heer M., in plaats van zijne onbestemde : met (Cl houdend?) roeswater, mijn voorbeeld ge-1, dan zou hij stellig tot een ander besluit zijn ge;n. ; heb thans de volgende proeven genomen: LO C.C. Aqua laurooerasi; 10 C.C. oplossing van.Cyankalium van nauwkeuiig izelfde sterkte als de Aq. laurocera si; ;o. 10 C.C. aqua destillata worden elk gemengd met 1 druppels eener 15°/0ige kaliloog, en 2 druppels opissing van NaCl. Proef 1 vereischt 6 C.C. Liquor cyanometricus. // 3 eveneens 6 C.C. " " n 32 druppels » " opalisatie der vloeistoffen is oogensohijnlijk gelijk. !ij alle drie worden thans 10 druppels loog gevoegd, proef 1 en 2 verdwijnt de opalisatie. // 3, te voren verdund met 6 C.C. aqua destillata, (lijft zij bestaan. ïenige druppels Liq. cyanometricus brengen bq proef ;n 2 weder opalisatie te weeg, die wederom verdwijnt bijvoeging van eene nieuwe hoeveelheid loog. Dit it zóó voort, tot na toevoeging van 50 druppels loog , plotseling bruin worden van proef 1 (Aqua lauroasi) alle verdere waarneming belet. Proef 2 blijft genoeg kleurloos, zelfs na 3 uren. Mijne gevolgtrekking is deze: AgCl is inden gewonen zin onoplosbaar in bijtende kali- of natron. (Absolute onoplosbaarheid wordt aan geen enkel lichaam toegekend). AgCl wordt evenwel in geringe hoeveelheid oplosbaar in veel bijtende kali- of natronloog, bij tegenwoordigheid van cyaanzilver-kalium of -natricum. Het plotseling bruin en daarna zwart worden van de proef, de reductie dus van het AgCl, waarvan de Heer M. de verklaring zoekt in organische stoffen in de loog (!), is een gevolg van de werking der loog op het 01. laurocerasi. Ik heb reeds meermalen opgemerkt, dat de eerst overkomende Aqua laurocerasi van 30 en meer C. C. sterkte, veel spoediger zwart wordt dan het laatste gedeelte der distillatie, hetwelk slechts | a 1 C.C. sterk is. Of, en in hoever de aanwezigheid van veel 01. lauroerasi de toevoeging van meer loog kan noodzakelijk maen, hieromtrent hoop ik spoedig proeven te nemen. Geloof mij, enz. FABRIKANT. Uittreksels uit Binnen- en Bultenlandsche tijdschriften. Om zuiver acidum phenylicum te bereiden, brengt men volgens Church i kilogram van het best m den handel voorkomend carbolzuur in 10 liter koud gedistilleerd water, waarbij men acht geeft, dat niet al het zuur wordt opgelost. Bij het gebruik vaneen goed praeparaat blijven na herhaald omschudden 60 tot 90 gram van het zuur op den bodem van het vat terug, genoeg, om alle verontreinigingen daarin te verzamelen. De verkregen waterige oplossing wordt met een hevel wegge-