behooren waar te nemen en dit dan ook, volgens zijn geneesheer, wel nimmermeer zal kunnen doen. Een geëxamineerd bediende te nemen, aan wien hij de geheele leiding zijner apotheek kan toevertrouwen, zoude hem eene aan de inkomsten zijner apotheek ongeëvenredigde uitgaaf veroorzaken; zijne zaak te verkoopen, indien dit al mogelijk ware, zou hem eene te geringe som opbrengen, om daarvoor ook maar eene eenigszins beduidende levensverzekering te koopen, zoodat hij mij om raad vroeg, op hoedanige wijze te handelen. Na eenig nadenken, gaf ik hem in overweging of niet de volgende wijs van handelen geschikt zou wezen. //Maak,” zoo sprak ik, //ie met die apothekers, welke in uwen omtrek wonen en in wier omgeving ook wel het grootste gedeelte uwer clientele zal gevestigd zijn, eene overeenkomst, waarbij zij zich aan de eene zijde verbinden, om gedurende uw leven uwe clientele te bedienen, en W’aarbij zij, b. v. percentsgewijs van den bruto omzet, gewaarborgd worden voor de onkosten, benevens een klein honorarium voor moeite enz., en waarbij gij u aan de andere zijde verbindt, dat uwe respectieve erfgenamen geenerlei aanspraken tot verdere uitkeering zullen kunnen doen gelden na uw overlijden. Zend dan, ten 2de, circulaires aan uwe begunstigers, waarin gij uw voornemen bekend maakt, om door de respectieve H.H. Collega’s (volgen de namen), die zich welwillend vereenigd hebben om uwe werkzaamheden onder zich te verdeden, uwe apotheek te doen waarnemen; met bijvoeging van de overwegende redenen, die u tot dezen maatregel gedrongen hebben, en ten slotte van het verzoek om uwe zaak te blijven begunstigen en daartoe eender opgenoemde H.H. tot hun waarnemend apotheker te kiezen. Gij zoudt hier bij kunnen voegen biljetten, waarin de naam vaneen der waarnemende apothekers kon ingevuld worden, b. v. //De heer N. N. behoorende tot de clientele van den Apotheker verlangt als waarnemend apotheker voor bovengenoemde firma: den Apotheker ” Zet er onder aan, dat het over eenige dagen zal worden afgehaald, ten einde bij tijds met het overschrijven der copieboeken voor de te verkiezen apothekers gereed te zijn. Geeft ten 3de te gelijkertijd kennis aan de doctoren, practiseerende bij de verschillende begunstigers uwer apotheek, van uw voornemen, met verzoek om uw pogen te willen steuntn, met hunnen invloed.” Bovenstaanden raad, dien ik in gemoede gaf, schreef ik in losse trekken neder, inde hoop, dat door u of door andere kunstbroeders het pro en contra breeder zou worden besproken. Hierdoor zou de zaak in helderder daglicht kunnen gesteld worden, gedachtig aan de spreuk: Du choc des opinions faillit la vérité. Het spreekt van zelf, dat de inkomsten eener apotheek, op deze wijs voortgezet, minstens tot een derde gedeelte zullen worden gereduceerd. Maar toch dunkt het mij, dat bij de geringe waarde, die de apotheken in betrekking tot vroeger, tegenwoordig hebben, een dergelijke maatregel voordeeliger zal zijn, dan de verkoop. Mogelijk zoude door weduwen, wier affaire niet genoeg rendeert om een provisor met een salaris van ƒ 1000 er op na te houden of door bejaarde kunstbroeders, die zich gaarne van hunne zaken zouden ontdoen maar deze niet op geschikte wijze kunnen quitteeren, het middel aangegrepen worden, om zich van den slommer en van de vele verdrietelijkheden aan de uitoefening hunner zaken verbonden te ontlasten. De zoo dikwijls besproken wijze, om de apotheken onderling door uitkoop te verminderen, wordt hierbij met één vermeerderd, die ten minste dit voor zich heeft: Iste dat er geen kapitaal voor benoodigd is ; 3de dat degeen, die er het meest toe heeft bijgedragen (in moeite en tijd) na overlijden of in andere gevallen op een ander te bepalen tijdstip (b. v. meerderjarigheid van kinderen voor weduwen) ook na dien tijd inde grootste vermeerdering zijner clientele eene geëvenredigde belooning vindt. Men kan mij tegenwerpen: het moeilijke der controle, zoodat de gewenschte réussite van een’ dergelijken maatregel veel zal afhangen van de nauwgezette eerlijkheid der waarnemende apothekers. Volkomen waar. Doch wij kunnen ons moeilijk voorstellen, dat een maatregel, overigens uitvoerbaar, schipbreuk zou moeten lijden, om-

dat de collega’s die zicli beschikbaar stellen, om eene apotheek te helpen waarnemen, dit zouden doen om heimelijk van het vertrouwen van zieke of bejaarde kunstbroeders of nog erger van weduwen en weezen misbruik te maken. Mogen vele pharmaoeuten zich opgewekt gevoelen, ora te trachten de zaak in kwestie, die eene question brulante dreigt te zullen worden, op te lossen, op dat het noodwendige maar toch wel ietwat inhumane gevolg der wet van 1865 zooveel mogelijk worde verzacht. ÜEd. beleefdelijk een plaatsje verzoekende voor bovenstaande regelen, hebben wijde eer hoogachtend te zijn : UEd. dienaar 35 April, 77. H. Het bovenstaande voorstel behandelt een niet onbelangrijk sociaal-pharmaceutisch onderwerp. Alvorens ons oordeel er over uitte spreken, wenschen wij dat onzer collega’s te vernemen. Alleen het volgende zij er aan toegevoegd. Er bestaan in verschillende plaatsen van ons vaderland apotheken, voor wie het beter was. dat zij niet bestonden. De redenen, waarom eene zaak niet bloeit, zijn niet altijd gemakkelijk te vinden; zeer dikwijls is dit bij apotheken het geval door opeenhooping op denzelfden stand, waarvan een of meerderen de dupe zijn. Onmannelijk klinkt het bij kracht en gezondheid te klagen over het vruchtelooze der pogingen voor den opbouw van het huis. Hetgeen men gelieft //noodlot” te noemen, blijkt niet bestand tegen moed en ijver, geleid door verstand, hetwelk op de teekenen der tijden weet te letten en eindelijk den waren weg leert inzien. Hier is eigen hulp op zijne plaats, en velen zullen met mij van eigen ervaring kunnen gewagen; de levenshulk gaat maar zelden altijd voor den wind. Anders is het geval, wanneer een ziekelijke toestand of zwakte bij ouderdom de geest- en lichaamskracht verlamt, of wanneer de kostwinner door den dood aan de zijnen wordt ontrukt. In deze gevallen tracht men een treurig pharmaceutisch bestaan vergeefs te rekken, ware het slechts te vergeefs, maar het leidt inde meeste gevallen tot schade voor de betrokken personen en ook voor de pharmacie zelve, zoodat het werkelijk eene weldaad zou genoemd worden, indien men een uitweg kon vinden, als waartoe het voorstel van den geachten inzender strekt. Red. Mijnheer de Redacteur! Het ingezonden stuk van den heer Nagelvoort in uw Weekblad dd. 31 Dec. 76 is ons eerst dezer dagen onder de oogen gekomen. Eepliek achten wij het venijnige ding niet waardig. Het komt ons voldoende voor u mede te deelen, dat de hr. N. getracht heeft ons op alle mogelijke wijze in discrediet te brengen; dat wij ons, zoowel tegenover de autoriteiten als het publiek, steeds zóó verantwoord hebben dat ons crediet er volstrekt niet door geschokt is; ja! dat zelfs de omvang onzer zaken steeds toeneemt; terwijl de hr. N. al zeer spoedig, nadat wij een resumé van onze quaesties aan den Gouverneur-Generaal hadden toegezonden, ontheven is van de betrekking van stads-apotheker. Ontvang de verzekering van hoogachting van Soerabaia, 19 Maart 77. Blussen en van Lissa. Prof. Wislioenus heeft als verschil tusschen natuurwijn en kunstwijn opgegeven, dat de asch van natuurwijn eene alcaiische reactie, die van kunstwijn eene zure reactie vertoont. Aan het Departement van oorlog is aanbesteed de levering van bloedzuigers voor de militaire ziekeninrichtingen van 1 Juli 1877—78, hoogstens 20,000 en minstens 7000 stuks. Laagste inschrijver de firma H. J. van de Goorbergh te Breda a ƒ 0,029/io per stuk. Persoonlijke aangelegenheden. 1 Mei is de heer A. Koek, apotheker, als deelgenoot inde zaak van zijn vader G. E. Koek, apotheker te Amsterdam, opgenomen, welke zaak voor gemeenschappelijke rekening zal voortgezet worden onder de firma G. F. Koek en Zoon. De apothekers 2e kl. P. A. Watter en H. Eomeijn, van het garnizoen te Arnhem en Kampen, zullen van standplaats verwisselen. \