Bijvoegsel tot het Pharmaceutisch Weekblad 19 Augustus 1877.

2°. Waarom de Pharmacopoea geheel genegeerd, en eene proef genomen die uitsluitend in het Tijdschrift van Fresenius van 1865 ter loops wordt aangestipt? 3°. Waarom heeft geen lid der commissie zich tegen een en ander verzet? 4°. Waartoe mij gevraagd chinine mede te brengen? s°. Waarom wil de commissie het onderzoek van de gewraakte chinine (tot zeven malen toe, met voor mij gunstigen uitslag verricht), buiten beschouwing laten, nadat het toch op haar verlangen is geschied ? 6°. Met welk recht onthoudt de commissie mij mijne chinine ? 7°. Waarom zegt de commissie //bij gebrek aan de noodige hulpmiddelen in loco”, terwijl er voor het chinine-onderzoek niets gevraagd is, of kon worden, dat niet voorhanden was ? B°. Waarom heeft de commissie haren Secretaris toegestaan het fleschje te openen, en de chinine te onderzoeken buiten hare tegenwoordigheid ? was dit haar voornemen, zoo had zij mij de moeite van overbinden en lakken kunnen besparen. 9°. Welke wettelijke bepaling verklaart den Secretaris der Plaatselijke Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzicht als haren chemischen expert? 10°. Waartoe die vreemd en omslachtig gestijleerde conclusie in hare missieve n°. 16, Bijl. n°. , in plaats eenvoudig te verklaren dat mijne chinine aan de eischen der Pharmacopoea voldoet? Is het wellicht omdat zij inde andere apotheken ook uitsluitend van die eene proefhoudende reactie van haren expert heeft gebruik gemaakt, welke proef haar bij nader onderzoek zoo duidelijk gebleken is, alles behalve proefhoudend te zijn, en zij dus evenmin verklaren kan dat de chinine daar goed was, als zij het regt had te zeggen dat zij hier valsch was. In dit geval vind ik dat tusschen doorzeilen zeer begrijpelijk; geenzins royaal. 11°. Indien de commissie zich bij de visitatie der apotheken, zoo geheel laat leiden door haren chemischen expert, Bijl. n°. , en dan nog wordt bijgestaan dooreen expert, die handelt als in boven beschrevene chinine-kwestie; is het dan billijk de visitatie van de apotheken als wettig wordt erkend? Door het couranten-artikel, Bijl. n°. , en de advertentie Bijl, n°. , was reeds den volgenden dag algemeen verspreid, dat in mijne apotheek valsche chinine was gevonden, en dientengevolge de receptuur in beide apotheken mijner firma, merkbaar minder. Zoowel tot behoud van onzen goeden naam, als in het belang van ons crediet, moest alles aangewend -worden om het lasterlijke bericht te ontzenuwen, en den lasteraar op te sporen. Eerst heb ik mij gewend tot den militairen apotheker le klasse W. J. E. Plekmeijer, die met de meeste welwillendheid mijne chinine heeft onderzocht, en de verklaring heeft afgegeven, Bijl. n°. , die wij tot voorloopige geruststelling van het publiek onmiddellijk gepubliceerd hebben. Ten einde te weten, wie de inzender was van het courantenartikel, Bijl. n°. , en wie den redacteur inde gelegenheid stelde die nota te plaatsen, wendde ik mij tot den Officier van Justitie, en bleek alstoen, uiteen door hem ingesteld onderzoek, dat genoemd artikel was ingezonden door den heer Menke, leerlingapotheker, werkzaam inde apotheek van den heer Nagelvoort, en dat de bevestiging waardoor de Redacteur die nota kon plaatsen, afkomstig was van den heer Nagelvoort zelf. Wie hielp den heer Menke zoo goed op de hoogte?.terwijl er 5 personen bij het onderzoek in mijne apotheek tegenwoordig waren, minstens moreel verplicht, de zaak geheim te houden ? De heer Menke verklaarde aan den Officier van Justitie dat, na afloop der inspectiën, de commissie de zaak publiek inde apotheek van den heer Nagelvoort heeft behandeld, en hij //uit zuivere Philantrophie” ? dat stuk inzond. De verklaring kan waar zijn, in welk geval de commissie weder zéér te laken is; waarschijnlijk is het echter in verband met bet onderstaande, dat de heer Menke. die geen aanspraak kan maken op hooge mate van geestontwikkeling, de commissie verwart met den heer Nagelvoort. De redacteur der Soerab. courant verklaarde aan den Officier van Justitie, dat hij het aangebodene stuk zoo belangrijk vond, dat hij het niet durfde plaatsen zonder nadere inlichtingen, dat

Ij hij daarom met het stuk naar den heer Nagelvoort ging, van wien hij, als lid der commissie, begreep de beste getuigenis te kunnen krijgen, en dat die heer gezegd heeft: //Het is waar. Indien de heer Nagelvoort het niet bevestigd had, dan zou de redacteur het stuk niet geplaatst hebben; dus de heer Nagelvoort is de indirecte oorzaak van alles. Had de heer Nagelvoort het recht, den inhoud van het stuk te bevestigen?, terwijl de commissie, waarvan hij lid is, mij geschreven heeft dat het nog uitgemaakt moest worden in hoever mijne chinine als valsch waste beschouwen. Ik mag niet aannemen dat het den heer Nagelvoort bekend was, dat de heer Menke de inzender was van het stuk, en veronderstel zelfs nog, dat het hem onbekend is gebleven toen de redacteur om inlichtingen kwam; maar zeker is het dat de Officier van Justitie het hem in mijne tegenwoordigheid gezegd heeft, en nu rijst de vraag: Kan een fatsoenlijk man iemand in zijnen dienst houden die misbruik maakt vaneen oonfidentiëel gesprek, dat in zijne nabijheid gevoerd wordt? De heer Menke is nog steeds in dienst bij den heer Nagelvoort. Door het bovenstaande kom ik tot de conclusie, dat de heer Nagelvoort bij mij is komen visiteeren met het vaste voornemen mijne chinine, ten rechte of ten onrechte, valsch te verklaren ; dat de commissie zich in haar blind vertrouwen, op zijn zachtst nitgedrukt, door haren chemischen expert heeft laten misleiden, en dat de heer Menke in deze zaak als bliksemafleider gebruikt is. Likdoorn-essence uit Tirol, eene stijve, donkerbruine, op extract gelijkende, zwak zure, naar zwaveldioxyde riekende massa, wordt, volgens Wittstein, bereid door 2 deelen axungia met 1 deel acidum sulphuricum concentratum te verwarmen, totdat de massa bruin geworden is. Corizzino is, volgens Hag er, eene snuif, die uit 10 deelen salicvlas natricus met 20 deelen pulv. flor. rosarum en 70 1 deelen gewone tabaksnuif, met een weinig sandelho'ut gekleurd, bestaat. Duifsc/ie kracM-aether van E. Cross bestaat, volgens de Industriebldtter, uit 5 pet. aether, 15 pet. spiritus formicarum, 25 pet. solutio camphorae spirituosa, 50 pet. ammonia liquida en 5 pet. water. Prijs ƒ 1.80. Persoonlijke aangelegenheden. Het is zeker eene eigenaardige bijzonderheid, dat vier apothekers te Amsterdam op denzelfden dag der afgeloopen week hun lOjarig jubileum als apotheker hebben gevierd. Uit het Pharmaceutisch adresboek blijkt, dat de heeren P. leendertz (Leidsche straat), J. Pu ijs (Prinsengracht over de Noordermarkt), F. J. Swartwout (Binnengasthuis) en A. H. Walt er (Heerengracht) allen op 14 Augustus 1837 te Amsterdam tot apothekers bevorderd zijn. Van harte wenschen wij hun geluk met de wel afgelegde pharmaceutische loopbaan en kracht en ijver toe, om haar verder te bewandelen. 14 Augustus overleed te Utrecht de heer Nicolaas van der Salm, militair pharmaoeutisch student voor N. Indië, inden leeftijd van 19 jaar, zoon van den heer N. van der Salm, apotheker ziekenhuis te Utrecht. Openlijke correspondentie. Het ingezonden stuk van X te Amsterdam over het laatste leerling-apothekers-examen kan niet dan met de volle onderteekening geplaatst worden. Die dergelijke grieven onder de oogen van het publiek wil brengen, moet ook den moed hebben er zijn naam onder te zetten. Anders mist het geschrijf alle beteekenis ook voor de Redactie, wanneer zelfs voor haar de naam van den inzender verzwegen wordt.