den bodem een zwartachtig randje, hetwelk moeilijk eerst met warm water en vooral met een weinig spiritus losliet, beide vloeistoffen rood kleurde en bij nader onderzoek insgelijks fuchsine bleek te zijn. Om de zekerheid te verkrijgen, dat geen fuchsine tot kleuring van den wijn gebezigd is, zal men nauwkeurig ook den bodem der flesch moeten onderzoeken, want de fuchsine blijkt bij het staan uitte zakken. DE NOMENCLATUUR VAN HYPOSÜLPHIS NATRICÜS. Berzelius zeide bij de behandeling van het artikel Nomenclatuur in zijn Leerboek, dat eene verandering inde benamingen van scheikundige verbindingen, in verband met helderder begrippen over haar aard, een voordeel is in het belang der wetenschap. De latere tijd heeft geleerd, dat men niet geschroomd heeft deze zienswijze ruim toe te passen en de nomenclatuur der scheikundige verbindingen bij en naar nieuwe aangenomen theoriën te wijzigen. Levert deze regel in het algemeen geen bezwaren op, indien het een bijzonder lichaam is, waaraan men meent een naam te moeten ontnemen, die daarvoor burgerrecht verkregen heeft, en dezen aan eene andere verbinding te geven, dan is de moeilijkheid grooter en geeft licht tot verwarring aanleiding. Zulk een geval doet zich nu voor met het zout, hetwelk de empirische formule Na» S203 heeft en van zijne ontdekking af genaamd is: Onderzwaveligzure soda, Hyposulphis natricus, Natriumhyposulphiet. Deze verbinding, ook inde Ed. II als geneesmiddel opgenoraen (het meest inde geneeskunst bekend door eene verbinding met zilver: Hyposulphis natrico-argenticus) is het natriumzout vaneen zuur, tot heden genaamd onderzwaveligzuur;H2S223,03, hetwelk bij zijn vrij worden gesplitst wordt in SO-j- S -f- H2 O. De bereiding van het zout door koking van natriumsulphiet met zwavel gaf aanleiding tot den naam van hyposulphiet. Nu is echter voor eenige jaren door Schützenlerg een nieuw zuur ontdekt bij het oplossen van zink in zwaveligzuur, waaraan de formule H2 S02 toekomt. Dit zuur eu zijne zouten nemen spoedig zuurstof op en zij veranderen weder in zwaveligzuur eu zwaveligzure zouten. Zoo heeft men het gebruikt als reagens om het gehalte van in water opgeloste zuurstof te bepalen; verder inde nijverheid inde indigokuip. Schützenherg gaf aan dit nieuwe zuur, waarin slechts 1 atoom H verplaatsbaar is, den naam vanlly drozw a v eli gïu ur (Zie N°. 16 van den Ssten Jaargang), maar met dezen naam wordt de nomenclatuur der zouten van dit zuur geheel dezelfde als de nieuwe der zure zouten van het zwaveligzuur. Natriumhydrosulphiet zou dan zoowel beteekenen het natriumzout van het hydrozwaveligzuur: Na H S02, als het zure natriumzout van het zwaveligzuur: Na H SO3. Daarbij komt, dat hetgeen men tot heden onderzwaveligzuur noemt, volgens zijne constitutie moet beschouwd worden als zwavelzuur, waarin 1 atoom zuurstof door 1 atoom zwavel verplaatst is: S02 Zoo doen zich hier drie omstandigheden voor; 1». Aan hetgeen men lot heden onderzwaveligzuur heette, komt die naam niet toe. 3n. Het zuur, dat men //hydrozwaveligzuur” geheeten heeft, kan dien naam niet blijven dragen, omdat dit tot verwarring inde nomenclatuur der zouten aanleiding geeft; B°. aan dit zoogenaamde hydrozwaveligzuur komt wegens zijne vorming en constitutie de naam van onderzwaveligzuur toe. Er wordt nu voorgeslagen: I°. aan het nieuwe zuur H2S02 den naam van onderzwaveligzuur te geven; 2°. den naam van het zuur, dat tot heden onderzwaveligzuur heette, te veranderen in thiozwavelzuur. Dan wordt: Na H S02 natriumhyposulphiet (Hyposulphis natricus). Na H S03 natriumhydrosulphiet (Bisulphis natricus). Na2 S03 natriumsulphiet (Sulphis natricus). Na„ S3 03 natriuinthiosulphaat (Thiosulphas natricus), Hoe wetenschappelijk juist deze nomenclatuur moge zijn, wij vreezen voor verwarring bij de verandering van eene zoo algemeen erkende benaming als die van Hyposulphis natricus voor Na2 S2 03, het zout in onze Pharm. vermeld. Inde door ons bewerkte Schets der Pharm. scheikunde van Elsner hebben wij het voor de pharmacie geschikter geacht den ouden naam van

< onderzwaveligzuur of dithionigzuur (inde zouten //hyposulphiet”) te behouden en aan het nieuwe zuur wegens zijne wijze van vorming naast hydrozwaveligzuur, den naam van //hydromonothionigzuur” toe te kennen. Het natriumzout ot het hydrozwaveligzuur-natrium zou alsdan den naam van //natrium-bydromonothioniet” verkrijgen en dus het verschil met het zure natriumzout van het zwaveligzuur: //natriumhydrosulphiet” duidelijk uitkomen. Met betrekking tot liet onderzoek van Sulphas Chinidini op zijne zuiverheid, deelt dr. de Vrij ons naar aanleiding van het onlangs uit de Geneesk. Courant overgenomen artikel van den heer Brouwer mede, dat dit onderzoek inde apotheken eenvoudiger geschieden kan, door 1 gram van het praeparaat met behulp van zachte warmte op te lossen in 40 gram water, de oplossing in twee deelen te verdeelen en bij de eene helft te voegen eenige droppels eener sterke oplossing van ioodkalium en bij de andere helft eene oplossing van Seignettezout of van tartras kolicus. In het eerste geval zal een zwaar kristallijn praecipitaat ontstaan, en bij omroeren met eene glazen staaf zullen er kristaljijne strepen aan den wand van het glas verschijnen. In het laatste geval zal de vloeistof helder blijven, indien de sulphas chinidini vrij is van sulphas cinchonidini. Deze twee reactiën zijn zeker beter onder het bereik der apothekers dan de door Gehe aangevoerde rechtsche en linksche draaiing! DE EED TAN DEN APOTHEKER EN ZIJN JDSISTENTEN. Groot leedwezen heeft mij vervuld bij de veel besproken afdwaling van enkele apothekers hier ter stede. Die ongelukkige zaak is nog steeds op veler tong en wordt geëxploiteerd en vergroot en verdraaid op eene wijze, die allen, die het waarlijk goed meenen met de Nederlandsche pharmacie, moet aangrijpen en bedroeven. Mijns inziens is in deze het /daver votre linge sale au sein de la familie” te veel uit het oog verloren. De geachte redacteur van dit Blad, wiens ijver voor de goede zaak ik steeds gaarne erken, heeft menig woord, dat behartiging verdient, in deze materie medegesproken, maar daardoor en door allerlei bijkomende omstandigheden tevens, is er 'eene ruchtbaarheid aan gegeven, die ik zeer betreur. Vergeten wij toch niet, dat ook dit Blad publiek domein is en dat de chronique scandaleuse er niet in tehuis behoort, dan voorgesteld op eene wijze, die de eerder professie ongemoeid en ongeschonden laat. Spiegelen wij ons toch aan anderen. Waar bv. is het geneeskundig orgaan, dal de afdwaling van zoo menigeen zijner beoefenaren ooit heeft besproken of aan de publieke veroordeeling heeft prijs gegeven ? En daar en ginds en hij ons, overal, valt helaas, op eerloosheid en zonde in meerdere of mindere mate te wijzen. Wat mij echter bovenal heeft gehinderd zijnde jongste mededeelingen aan den redacteur over zoovele misselijke afwijkingen bij de bereiding van geneeskundige voorschriften voor ziekenbussen. Ik ben niet zoo optimistisch om te gelooven, dat er nooit zou worden gezondigd, maar die verhalen houd ik toch, voor een goed deel, voor de vruchten van laster en boosheid, die vaak in goed -vertrouwen worden aangehoord en overgebracht. Hoe toch ontstaan zij ? De apotheker, die dergelijke bedriegerijen pleegt, zal ze toch wel niet rond vertellen en dus moeten zij afkomstig zijn van adsistenten, die daarbij niet bedenken, dat zij zich zelven beschuldigen. Ik ben nu bijna 20 jaren gevestigd apotheker en heb nog al eenige jongelieden om mij heen gehad, die in verschillende apotheken werkzaam zijn geweest, maar met luttele uitzonderingen kwamen mij van hunne zijde nimmer zulke afwijkingen ter oore. En ik zou die verhalen ook niet dulden, De adsistent, die zich zonder krachtig protest daartoe leent, is schuldig aan plichtverzuim zoo goed als zijn meester; handelt zoo goed als deze in strijd met de eenmaal bezworen en vrijwillig afgelegde getuigenis: ndat hij de artsenijbereidkunst, volgens de //daarop wettelijk vastgestelde bepalingen, naar zijn heste weten en nvermogen zal uitoefenen." Deze eed, voor den apotheker en zijn adsistenten gelijkluidend, is voor allen, die, na de invoering der geneeskundige Wetten in 1865, werkzaam zijn, even bindend, even gebiedend. Geen der adsistenten is daarvan uitgeslo-

37 / leiderdorp (Z.-Holland). D. J. Vander Craght, pl. h. en vr. m. ’s Grayenhage 6 Juli en 3’ Aug. 1853. W. P. Van Khijn, m. et a. o. dr. leiden 15 Maart 1845 en 11 Mei 1847. LEIMUIDEN (Z.-Holland). J. W. Repelins, pl. h. en vr. m. ’s Gravenhage 4 Sept. 1855 en 8 Juli 1856. LEKKERKERK (Z.-Holland). E. J. Egberts, pl. li. en vr. m. Zwolle 5 Juni en 23 Dec. 1851. A. F. Van Wieringen, ra. et a. o. dr. Leiden 2 Juni en 25 Oct. 1849. LEKKERLAND (Z.-Holland). P. M. S. Kroa, ra., ch. et a. o. dr. Leiden 2 Oct. en 12 Oct. 1858. L. terneden, pl. h. en vr. ra. Dordrecht 12 Dec. 1834 en 5 Ang. 1835. lekt (Gelderland). P. Van Beemen, pl. h. en vr. m. Arnhem 26 April 1860 en 16 Juni 1838. leusden (Utrecht). B. Broedelet, pl. h. en vr. m. Utrecht 1854. lexmond (Z.-Holland). J. A. Van Effen, pl. h. en vr. ra. Dordrecht 12 April 1837 en 4 April 1838. lienden (Gelderland). H. C. Sandbrink, m. et a. o. dr. Utrecht 3 April en 30 Oct. 1852. LIER (de) (Z.-Holland). P. C. Bakker, pl. h. en vr. m. ’s Gravenhage 7 Mei 1861 en 4 Maart 1862. D, K. Fortuin Harreman, pl. h, en vr. ra. ’s Gravenhage 1 Nov. 1859 en 11 Juni 1861. lieshout (N.-Brabant). H. J. De Mol, pl. h. en vr. m. ’s Hertogenbosch 8 Mei 1844. linschoten (Utrecht). J. A. Vander Grient. lisse (Z.-Holland). A. C. Van Ewijk, m. dr., pl. h. en vr. ra. Leiden 12 Mei 1863, Arnhem 28 Juli 1842 en 27 Oct. 1852. lith (N.-Brabant), N. De Keizer, ra. et a, o. dr. Leiden 15 Dec. 1852 en 12 Sept. 1854. lobith (Gelderland). G. Van Nouhuijs, pl. h. en vr. ra. Haarlem 12 April 1860 en Amsterdam 30 Maart 1859. LOCHEM. E. D. Cartier van Dissel, m. et a. o. dr., h. m. Utrecht 1 Juli en 28 Nov. 1854 en Arnhem 27 Juli 1852. lobnen (Utrecht). H. J. Plante, arts. H. B. Valkenhof!, m. dr. Utrecht 1834. loon op zand (kaatsheuyel) (N.-Brabant). J. Jaspers, pl. h. en vr. m.’s Hertogenbosch 13 Oct. 1852 en 10 Mei 1853. loosdrecht (nieuw) (Utrecht). 6. Daams Jr,, arts 1866. loosdrecht (oud) (Utrecht). P. C, Van Dura, _pl. h. en vr. ra. Utrecht 1830. loosduinen (Z.-Holland). J. D. De Bruijn Legner, pl. h. en vr. m. ’s Gravenhage 15 Mei 1838 en 2 April 1839. A. Van Traa, m. dr., arts Leiden 13 Maart 1875, (als arts) 1 Juli 1874. loPik (Utrecht). D. Moree, pl. h. en vr. m. ’sGravenhage 1833 en Utrecht 1812.

Dan wordt: