van den apotheker vordert, dat wij nu eens botanist dan weder chémist zijn (zie de Oratio van Prof, v.d. Burg) was S. dezes al in 1875, dooreen samenloop van omstandigheden, er toe gi komen het gronddenkbeeld, dat nu aangevuld het burgerrecht begint te krijgen, uitte spreken. Men veroorloove mij het volgende referaat onder de oogen der lezers van ’t Pharm. Weekblad te brengen. la 1873 onderzocht ik eene reeks drinkwaterputten te Tjilatjap. Men zou het verslag van dat onderzoek eens kunnen opslaan om zich weer op nieuw te overtuigen hoe zindelijk de kazernes zijn. (Gen. tijdschr. v. No. 3, 1874 Afl. 6.) Het drinkwater, dat nu hier in aanmerking komt, was geruimen tijd uitstekend, volgens de heerschende begrippen, De reactiën, die ik meen dat het meest afdoen, waren allergunstig!-. Het was kleur- en reukloos; daarbij zeer smakelijk en frisch; 1° a 1.5° C. koeler dan de atmospheer. Ook de chemische eigenschappen, waaraan men wil dat goed drinkwater voldoen moet, konden nauwelijks beter. Het bevatte 0.255 gram vaste bestanddeelen, geen ammonia, zeer weinig salpeterig- of salpeterzuur; bij de verbranding waren geen organische stoffen waar te nemen. En uit dit drinkwater zette zich, nadat de woning eenige maanden ongebruikt was gebleven (post of propter), na eenige dagen rust in eene' eigenhandig gereinigde witte slopfiesch, eene groote massa witte, slijmige vliezen af, die nit uiterst fijne, witte draden en uit eene amorphe, lichtgele massa bestonden. Bij 220 malige vergrooting onder den microscoop gezien, bewogen deze draden zich langzaam voor-, dan achteruit, naar links en naar rechts, plooiden en ontvouwden zich. Anderen bleven lang bewegingloos. De bewegingen waren veel langzamer dan die van Amoeba S., zoodat ze in ’t verwarde draadnet allicht over ’t hoofd gezien zouden kunnen worden. Er waren wezens onder van 0.02 m.M, maar ook van 0.5 m.M, lang, terwijl allen even dik waren. ’t Is een roes, zegt Prof. v. Nageli in ’t hoofdstuk over de hygiëne van het water uit genoemd werk, zooals men alles voor gevaarlijk houdt wat water troebel maakt! —En bij zijn eerste kalmeerende verzekering ziet hij zelfs niet tegen de krasse woorden op, dat als een arts voor een onzuiver drinkwater waarschuwt met ’t oog op een infectieziekte hij honderdmaal eer moest afraden van spoorwegen gebruik te maken, om een voorbehoedmiddel aan te raden tegen gebroken armen en beenen. Echt humoristisch gezegd, lezen wij verder, dat in eene flesoh van het meest verpeste drinkwater nog maar een hombopatische dosis voorkomt vaneen ontbijt met oude kaas. Maar daar nu de artsen in hun ondervinding over de Schadelijkheid van drinkwater altijd lijnrecht tegen elkaar over staan, zoo kunnen wij aan andere competente rechters in deze gedingen de beslissing laten, en wel aan de visschen, zoo gaat von Nageli voort, Men meent algemeen dat die zuiver water noodig hebben en vreest daarom voor de vischvangst, door de verontreiniging der rivieren. Het is evenwel een feit dat juist in zuiver water de minste visschen voorkomen, dat zij het beste voorttelen daar, waar groote hoeveelheden organische stoffen verrotten. Tot zoover Prof, Nageli. Belangstellenden zullen zelven wel verder lezen. De jongste brochure van Prof. Pettenkofer voor de zuivering der Seine op dit punt opslaande, breng ik hierover hoe Pettenkofer in het bericht der Pransche Commissie *) van 1874—1876 vermeld vond, dat van al bet vuil uit Parijs, hetwelk de rivier zoodanig verontreinigde, dat die letterlijk op vette, zwarte modder gelijkt bij de uitlozingskanalen der riolen, reeds te Meulan in ’t Seinewater noch op het uiterlijk, noch door chemische analyse iets meer te ontdekken is. Ook hier is een blik op de kaart van Frankrijk al haast voldoende om vooruit te kunnen zeggen dat het zoo wezen moest. Eouaan zoude zeker al lang door allerlei epidemiën ontvolkt, of zoo als onze //doode steden” leêggeloopen zijn, als de Seine uit Parijs haar slechts vergiftigd water bracht. Moge het bovenstaande ons verder vrijwaren voor veel gezeur! Ik heb een tijd doorleefd dat ik op geneeskundigen raad tegen mijn gemoed en tegen mijn bedenkingen in eene oplossing van hyperraanganas kalicus voor den een en oplossingen van ijzerchlorid en koolzure soda, naar ’t procédé Gunning, voor den ander dagelijks bijna moest klaar maken. Al mijn betoogen dat de voor ’t gebruik der gevraagde middelen noodige bewerkingen, niet in ieders handen pasten, bleven vruchteloos, In willekeurige hoeveelheden zag ik ’t drinkwater van A en van B vermengd met Kameleon of met Liq. Stypticus, Men wilde nu eenmaal: het rivierwater moest schadelijk zijn voor de gezondheid. *) Voordrachten over Kioleering en afvoer. Amsterdam Petit 1877.

Ik toonde aan hoe spoedig in stroomend water, dat iedereen kende, alle faeoaliën spoorloos verdund werden. Te vergeefs. Voor deskundigen maakte ik zelfs een tabel, waar ieder, die meermalen wateranalyses deed, welbekende zaken in vinden zal, maar die als overzicht misschien ook hier in Nederland nog voor dezen of genen twijfelaar nuttig zoude kunnen zijn. Niet altijd toch heeft een onderzoek le mérite de I’a propos om de daarbij verkregen cijfers te groepeeren of te publiceeren. Resumé uit meerdere reactiën gedaan in het water der rivier Kali maas te Soerabaija in 1876. (Het water is wekelijks twee maanden achtereen voortgezet; het water is op gelijke tijden geschept.) Te Wonokromo. Te Soerabaija. Een dorp 1| uur gaans stroomopwaarts. Met Nesslers reagens Met Nesüers reagens een zwak gele verkleuring. een zwak gele verkleuring. Chloorbepaling. Chloorbepaling, Slechts verschillen in onderdeelen van C. C. der gebezigde normaal-titreervloeistof. Vaste bestanddeelen. Vaste bestanddeelen, 0.022 uit 100 C.C. water. 0.023. Kameleonreactie. Kameleonreactie, 3,5 C.C. op 500 CC. water. 3.5 C.C. op 500 C.C. water. Ineen geheel andere Serie drinkwateronderzoekingen kwamen de volgende feiten aan den dag. Water van Tegenover Tegenover Tegenover verschillende Nessler’s Schönbein’s Sprengel’s reapunten te reagens. reagens, gens op de vaste Batavia. bestandd, A. vol slib en Negatief. Negatief. Negatief, slijmerige stoffen. B vol dierlijk ld. Id. Id, leven. C. helder licht- gele ver- ld. Id. bruin; riekt kleuring. naar pijpaarde. D. als A. Negatief. Id. Id. E. helder. Id. Id. Id. E.opaliseerend. Id. Sporen N303. Id. G. als A. Id. Id. Id. H. vol zwevend gele reactie. Negatief; bevat- ld, vuil; riekt on- te NB. 0,0455 aangenaam. Cl. in 100 C.C. I. opaliseerend. Negatief. Negatief. Id. J. als I. Id. Id. Id. ’t Is dus zuiver aesthetisch, niet hygieenisch, zegt v. Nageli de botanist, om aan schoon water de voorkeur te geven. leder natuurlijke watersoort, die den gebruiker smaakt, kan zonder voorbehoud genuttigd worden juist zooals de oude prof. Mulder het ons jaren lang voorgehouden heeft maar waar men uit modezucht naar bacteriën doof voor is gebleven. Amsterdam, December 1877. De kinabast, waarop onderstaande analyse betrekking heeft, is aangevoerd door het stoomschip //Celebes.” In het oogvallend en teleurstellend is het laag alcaloïdgehalte. Voornamelijk maken wij er opmerkzaam op, omdat ons bekend is, dat een makelaar deze kinabasten als //bijzonder geschikt voor apothekers” aanbevolen heeft, waarlijk geen compliment voor het vak, nu de apotheker goeden succirubrabast met minstens s°/0 alcaloïden voor billijken prijs koopen kan. Analyse der 46 Balen Java Kinabast, opgemaakt door de heeren A. d'Ailly & Zonen. NOMM E R S • B B I «o >4 SSÖS & O < TYP-o w & Q o 55 H <4 aSS« § d h m W C o r! M ('•*> BALEN. g g g O ______________________ 1 0.5 0.35 02 0.4 0.5 1.95 2.3 0.425 0.45 0.17 0.425 0,5 1.97 4.5.7.8,11.14.15.16.17. 0.75 1.3 0.2 0.15 0.3 2.70 6. 13 0.4 0.4 0.15 0.8 0.2 1.95 9. 10. 12 0.25 0.4 0.15 0.2 0.06 1.06 18. 19. 20. 21. 24. 27. 29. J 0.75 0.2 0.45 0.07 1.97 30. 33. 40. 44. 46. . . C 22, 23. 25. 26. 28. 31. 32.) 34. 35. 36. 37. 38. 39. 41. j O-4 0 8 °-03 E-* °-555 2 785 42. 43. 45 >