goed omgeschud en gedurende twee of drie uren weggezet. Het chloroform werd vervolgens afgescheiden, dooreen filter gegoten, en bij ’t mengsel in ’t kolfje opnieuw chloroform gevoegd. Na eenigen tijd schudden, werd de tweede hoeveelheid bij de eerste kwantiteit chloroform gevoegd, de vloeistoffen werden verdampt, het residu werd bij ongeveer 120° C. gedroogd, en gewogen. Al deze proeven werden met aether herhaald. Schrijver had gelegenheid bij deze onderzoekingen de volgende opmerkingen te maken. Bij de behandeling van zuiveren sulphas chinini moge men als praecipiteermiddel ammonia, natron of kali gebruiken, deze in geringe of ruime overmaat toevoegen, aether of chloroform als oplosmiddel aanwenden; ’t is alles onverschillig. In ieder geval werd dein de vloeistof aanwezige kinine teruggekregen. Ook wanneer de kinine met suiker of glycerine vermengd is, schijnt het onverschillig of men van aether of chloroform gebruik maakt. Anders is het echler, wanneer zich ammoniumcitraat inde vloeistof bevindt. Wordt deze met aether uitgetrokken, dan gaat hierin slechts een gedeelte van de kinine over, zelfs wanneer de vloeistoffen gedurende achttien uren met elkaar in aanraking zijn, terwijl het achterblijvende alcaloïde daarna door chloroform kan worden uitgetrokken. De waterige, na de behandeling met aether, achterblijvende vloeistof verspreidt een sterken aetheerischen reuk, zoodat het best mogelijk is, dat het terugblijven van het alkaloïde alleen daaraan te wijten is, dat door de oplossing van het citraat een deel van den aether terug wordt gehouden, hetwelk zich niet meer afscheidt. Hoe de verklaring van het verschijnsel ook zij, het feit laat geen twijfel over; in enkele gevallen werden 12 a 13, in andere bij de 50°/0 kinine teruggehouden. Wanneer nu eene oplossing van Citras ferricus et citras chinini met ammonia wordt behandeld, dan wordt er ook ammonium-citraat gevormd, zoodat bij die kininebepaling geen gebruik van aether kan worden gemaakt. Daarentegen werd met chloroform een goed resultaat verkregen, het is daarbij echter noodzakelijk een groote overmaat van ammonia te gebruiken. Cownley heeft later de bewering van Fa l m er tegenspreken, dat in tegenwoordigheid van ammoniumcitraat slechts een deel der kinine inden aether overgaat en Talmer erkende, dat door herhaalde schuddingen van het achtergeblevene met aether de grootste hoeveelheid kinine daarin opgenomen wordt. Hij blijft echter de voorkeur geven aan chloroform. Door de mededeeling van Talmer geleid, werden door mij de volgende bepalingen gedaan. 300 Milligram kinine werden in eene genoegzame hoeveelheid citroenzuur en water tot 10 C. C. opgelost, met 10 C. C. ammonia liquida en vervolgens met 20 C. C. chloroform geschud. Na twee uren, gedurende welke dikwijls werd omgeschud, werd het chloroform, door middel van twee buizen (die, even als bij eene spuitflesch, door de kurk, waarmede het kolfje gesloten was, gestoken waren) verwijderd, en de achtergebleven vloeistof nog 2 malen, eerst met 10 en toen met 5 C. 0. chloroform geschud. De geheele hoeveelheid chloroform werd vervolgens gefiltreerd, ’t filter met een weinig chloroform afgewassohen, en ’t filtraat verdampt. Het residu, bij 120° C. gedroogd en gewogen, bedroeg 200 mgr. Eene tweede bepaling met eene gelijke hoeveelheid kinine gaf een rest van 286 mgr. 200 Milligrm. kinine, opgelost in citroenzuur, werden vermengd met 1 grm. citras ferricus en het mengsel opgelost in 10 c. c. water. Bij eene behandeling, gelijk aan de voorgaande, werden bij 2 proefnemingen 190 en 192 mgr. kinine teruggekregen. ’t Is bij dit alles echter niet te ontkennen, dat deze methode aan gemak te wenschen overlaat. Wil men een tamelijk goed resultaat verkrijgen, eu ik geloof over ’t mijne tevreden te mogen zijn, dan kan men niet voorzichtig genoeg zijn, bij het verwijderen van het chloroform van de waterlaag. Niet dan met de grootste omzichtigheid en met zeer veel moeite kan men er voor zorgen, dat niets van de waterige vloeistof mede overgaat. Ik vond het daarom ook beter eene hoogst geringe hoeveelheid chloroform in ’t kolfje achter te laten, iets dat geen groot verlies kan veroorzaken, dewijl de vloeistof nog twee malen met chloroform werd geschud. Veel spoediger en nog zekerder kwam ik tot een resultaat toen de volgende weg werd ingeslagen: het kolfje met de buizen werd achterwege gelaten, en in plaats daarvan gebruik gemaakt van eene burette, die met eene glazen kraan goed gesloten was. Het schudden in dezen, van boven van eene kurk voorzienen, toestel gaat uitmuntend, de toe te voegen

vloeistoffen kunnen terstond inde burette worden gemeten, terwijl de afscheiding der twee vochtlagen volledig en bijna terstond plaats heeft. 300 Mgr. kinine, in cilroenzuur en 10 C. C. water opgelost, werden met ammonia en chloroform inde burette gebracht, ’t mengsel gedurende eenigen tijd herhaaldelijk geschud, een poos in rust gelaten, en toen, door het openen der kraan, het chloroform terstond op een filter gebracht, dat op een kolfje was geplaatst. Op deze wijze kon het chloroform volkomen worden verwijderd. De waterige vloeistof werd op nieuw twee malen met chloroform geschud, en de onderste laag even volkomen als in ’t begin afgescheiden en gefiltreerd. Het Altraat werd uit het kolfje bij gedeelten ineen getareerd porseleinen schaaltje, dat op een waterbad was geplaatst, gebracht, ’t kolfje met chloroform omgespoeld, dit ook in het schaaltje gegoten en alles tot droog verdampt. Het residu werd eerst in het waterbad, en vervolgens op een zandbad bij 120° C. gedroogd, en bedroeg 294 mgr. Dezelfde hoeveelheid kinine, 300 mgr., in citroenzuur en water opgelost en met 1 grm. citras ferricus vermengd, gaf bij behandeling inde burette met ammonia en chloroform, na droging, een residu van 292 mgr. Bij het verrichten dezer bepalingen, bleek het mij, dat de zuiverheid van het chloroform een eerste vereischte is, en dat vooral op het spec gewicht dezer vloeistof moet worden gelet. Chloroform, dat het spec gew. der Pharmacop. heeft, 1.492 tot 1.496, bewerkt eene volkomen afscheiding in twee lagen, terwijl bij chloroform, dat specifiek lichter is, de grens der twee vloeistoffen niet duidelijk is aangewezen; tusschen de beide heldere lagen bevindt zich een dun laagje, dat melkachtig troebel is. Ditzelfde, en wel in grooter mate, is het geval wanneer de, voor het praeparaat gebruikte kinine, cinchonine in eenigszins noemenswaardige hoeveelheid bevat. Deze stof zet zich tusschen de beide vloeistoffen af, en blijft bij ’t openen der kraan daarvoor zitten; zoodat men toch al het chloroform verwijderen en op deze wijze het kininegehalte kan bepalen. De hoeveelheid cinchonine, die in het chloroform overgaat, is zoo gering, dat zij aan de nauwkeurigheid dezer bepaling niet schaadt. y. g. Wij ontvingen ter bezichtiging: Lijst van apotheek-etiquetten, bestaande zoowel uit de officleele als uit de meest gebruikelijke officinale namen of synoniemen der geneesmiddelen volgens de Tharm. Neerl. Ld. altera en in verband met art. 6 der Wet van 1 Juni 1863, Staatsbl. No. 61, regelende de uitoefening der artsenijbereidkunst, bewerkt door J. van Lijn van Alkemade, eerste militaire apotheker, en verkrijgbaar bij J. Smulders en Comp. te ’s Gravenhage, benevens eenige voorbeelden der 3 soorten van groene en witte etiquetten met zwarte letters voor de apotheek. De fraaie groene kleur is arsenik-kopergroen en hoewel wij niet zoo pessimistisch zijn om te meenen< dat het behoorlijk geverniste etiquet eenig nadeel aan een geneesmiddel kan toebrengen, is het toch niet geheel consequent te noemen, zooals wij reeds vroeger opmerkten, dat deze vergiftige kleurstof inde apotheken prijkt, terwijl wij ze om onze doosjes niet meer dulden (in Duitschland zelfs officieel verboden) en, als deskundigen geroepen, bij de ontdekking van het gebruik niet alleen tot versiering van suikergoed, maar ook van behangsels en tapijten, daarover een veroordeelend vonnis vellen. Zooals te verwachten is, zijnde namen zeer correct en het is aangenaam op te merken, dat een alleszins bevoegd persoon zich de moeite van de samenstelling der lijst getroost heeft. Behalve de officieele en officinale namen der Pharm. ter voldoening aan de wet zijn ook nog eenige gebruikelijke officinale namen doelmatig bijgevoegd, bijv. Acidum muriaticum, Subcarbonas Potassae, Murias Atnmoniae, Murias Perri enz. Enkele, doch zeer enkele schrijf- of drukfouten vonden wij nog inde lijst, die wij mededeelen niet als aanmerkingen, maar ten bate van de verdere vervaardiging der etiquetten : 90 Carbonas Bismuticus moet zijn: Bismuthicus. 174 Extractum Absynthii. . 343 Oleum Absynthii. ) 549 Summitates Absynthii. j m°e Z^n' 549 Herba cum summitatibus Absynthii. 1 Absinthii. 570 Tinctura Absynthii. ] 181 Extractum Physostygmatis. 1 463 Semen Physostygmatis. | Zlin• 4 hysostigmatis.