* toen onbewust een caesiumhoudend keukenzout in handen gehad heeft.)

Nu volgt onder de schriften, die met betrekking tot de analyse van gekleurde vlammen door middel van het prisma van belang zijn, die van Sw a n 1857. In eene zeer grondige verhandeling over de spectra der vlammen van koolwaterstoffen bespreekt Swan toen reeds de buitengewone scherpte der soda-reactie. Hij geeft aan, dat hij door middel eener zoutoplossing, die slechts V2500000 vaneen gram natrium bevat, nog de bekende gele glinsterende natriümlijn in het spectrum der vlam kon voortbrengen; Kirchhoff en Bunsen hebben aangegeven, dat de verschillende zelfstandigheden in vlammen van zeer verschillende hittegraden, altijd dezelfde spectra vóórtbrengen. Miller maakt er op opmerkzaam dat zulks niet zoo is. Zoo geeft volgens hem chlor-lithium inde vlam van den Bunsen’schen brander slechts de karmijnroode lijn. Verhit men het echter hooger door eene vlam van waterstof, zoo verschijnt nog eene oranjekleurige lijn, en inde nog hoogere temperatuur van den knalgas-biaastoestel of van de Volta’sche boog verschijnt daarbij nog een breede blaauwe band. Eveneens verhoudt het zich met chloretum ferricum en vele andere metalen; zij geven bij zeer hooge temperaturen gecompliceerde spectra even als bij lagere. Het is bekend, dat bij de proeven van Bunsen en Kirchhoff slechts de alcalien en alcalische aarden, karakteristieke lijnen onder aanwending van den Bun se n’sehen brander geven. Bij de andere metalen moest de hoogere temperatuur van de vonk van het apparaat van Euhmkorff worden aangewend. Men bekomt hierdoor eene zeer hooge temperatuur, welke in het spectrum lijnen voortbrengt , die bij lagere niet verschijnen. Miller nam waar, terwijl hij photograhiën van spectra die door middel van de vonk van den toestel van Euhmkorff of van eene sterke galvanische batterij voortgebragt waren, dat het spectrum bijna hetzelfde blijft, als het metaal inde lucht of in stikstofgas verhit wordt. Werd het echter

218