het vocht, waarop het gebragt is , overdekke, hoe groot overigens de afmetingen der kuipen zijn. Door goed zaad versta ik eene jonge plant, in aanvang van vermenigvuldiging , die zich onder het mikroskoop vertoont onder de gedaante van lange kettingen van geledingen en niet van ophoopingen van korrels , zoo als dit plaats heeft als zij een weinig oud is en reeds gedurende eenige dagen gediend heeft als verbrandings agens. Een klein vat van eene decimeter doorsnede, bevattende honderd C. C. vocht, met de plant overdekt, is genoegzaam, om eene kuip te voorzien van één cubieken meter oppervlakte. In dit vat doopt men het uiteinde van een’ glazen staaf. Hieraan biijft een vlies van Mycoderma aanheohten en wanneer men dan deze staaf in het vocht der kuip brengt, laat het daarvan los en blijft op de oppervlakte van het vocht. Deze bewerking wordt zoo lang herhaald, als er nog van het vlies in het kleine vat over is. In eene in werking zijnde fabriek zal er altijd goed gevormde Mycodcrma in voorraad zijn. Ia dit niet het geval, dan is het voldoende, een alcoholisch en azijnzuur vocht, zoo als boven beschreven is, in aanraking der lucht te laten, ten einde er spoedig de bedoelde Mycoderma op te zien ontstaan. (L'lnstitut No. 1488, pag. 222.) Over aether nitrosus. Deze aether wordt volgens Cary Lea zonder bezwaar bereid, wanneer men 90 C. C. acidum nitricum van 1,37 sp. gew., 150 C. C. alcohol van 90 pCt. en 45 gram, sulphas ferrosus aanwendt. Men bekomt eene overvloedige hoeveelheid aether, hoewel zij niet vrij is van aldehyd, echter niet meer dan waarmede deze aether gewoonlijk verontreinigd is, terwijl de destillatie spoedig en ongestoord plaats heeft. De inwerking van reducerende ligchamen op den aether nitrosus is onderscheiden naar den aard van het reduee-

300