geen of een’ slechts uiterst flaauwen spiegel en zeer donker gekleurd korrelig poedervormig zilver.

Nog krachtiger is de reducerende werking van de melksuiker bij aanwezigheid van bijtende potaseh of soda. Hierop is gegrond, de door Liebig(Liebig’s Annal. Bd. 98:S. 136) voorgeslagen methode ter verzilvering, van spiegels: 1 gram nitras argenticus wordt in 20 grm. water opgelost, met zoo veel ammoniak vermengd als noodig is, om het eerst ontstane praecipitaat weder op te lossen, 45 C. O. potaschloog van 1,05 of eene aequivalente hoeveelheid sodaloog toegevoegd, het daardoor eenigzins ontstane praecipitaat weder in zoo weinig mogelijk ammoniak opgelost, alles tpt op 145 G. G. verdund en de overvloedige ammoniak door toevoeging van nitras argenticus tot aan het ontstaan vaneen blijvend praecipitaat verwijderd. Deze vloeistof wordt bij vermenging met ’/8 tot l/l0 eener 10 procentische melksuiker-oplossing reeds inde koude snel geel, bruin, eindelijk zwart en zet (als de glaswanden zuiver zijn) een schoonen vast aanklevenden zilverspiegel, doch daarbij ook eene beduidende hoeveelheid lichtgrijs gekleurd korrelig poedervormig zilver af. Volgens Liebig bedraagt de hoeveelheid van het zich als spiegel afzonderende zilver circa l/16 van het oorspronkelijk aangewende. He reductie is hierbij volkomen. (Zonder aanwending van potaseh of soda blijft altijd een weinig zilverzout ongereduceerd.) Verwarmt men de vloeistof, zoo wordt de reductie aanmerkelijk bekort; bij 50—55° is zij binnen weinige minuten geëindigd. Bij dit proces zondert zich het zilver eveneens in twee verschillende toestanden af, deels als korrelig poedervormig, deels als spiegelzilver. Het korrelig poedervormig zilver bevat altijd eene geringe hoeveelheid (0,6—0,8 pCt) organische zelfstandigheid, die zich door geen oplosmiddel laat verwijderen. He zilverspiegel is volkomen homogeen, bij groote dikte ondoorzigtig, bij geringe dikte blaauw, bij nog geringer geel ondoorzigtig en waaraan volstrekt geen vorm is waar te nemen. Wordt het echter door drukking met den duim gewreven ,

307