onder zekere omstandigheden, groot nadeel kan veroorzaken, niet alleen voor het geldelijke belang der lijders, maar wat meer zegt, voor hunne gezondheid en voor hun leven, De Maatschappij zal niet herhalen wat zij reeds zoo dikwijls heeft trachten aan te toonen, namelijk, dat de inrigting van vele der bestaande ziekenbussen van dien aard is, dat eeue itusschenkomst der Eegering dringend gevorderd wordt, althans niets minder dringend, dan dit noodig is bij weduwenfondsen en waarborg-maatschappijen. Zij zal enkel doen opmerken, dat hare zienswijze ten deze, vroeger door de Eegering grootendeels gedeeld werd, blijkens dein 1857 en 1859 aan Uwe vergadering aangeboden wetsontwerpen, regelende de uitoefening der artsenijbereidkuhst. Met verwijzing dus naar hare adressen aan de Tweede Kamer der Staten-Greneraal van 21 November 1857 en 29 April 1859, neemt zij de vrijheid te vragen : dat hèt Uwe vergadering moge behagen een Art. in deze Wet op te nemen , volgende op Art. 17, en luidende als volgt • Bet is hem insgelijks verboden, regtstreeks of zijdelings overeenkomsten aan te gaan tot het leveren van geneesmiddelen bij aanneming, anders dan met personen of vercenigingen, die van Regeringswege tot het aangaan van zóódanige overeenkomsten gemagiigd zijn, en op geene andere voorwaarden, dan dat hèt uitsluitend ten behoeve van mingegoeden strekt, en tegen betaling volgens een van Regeringswege opgemaakt en vastgesteld tarief. Bij algemeens maatregel van bestuur worden de voorwaarden bepaald, waarop de magtiging tot het bedoelde einde kan verleend worden. De bevoegde raagt verzekert zich, zoo dikwijls zij het noodig oordeelt, dat die voorwaarden getrouw worden nageleefd. De overeenkomsten in strijd met dit verbod zijn nietig. Met het oog op het hooge gewigt'van het onderwerp meent de Maatschappij zich nogmaals ten sterkste te moeten verklaren tegen de aanneming van Art. 19. Eeeds bij haar vorig adres heeft zij zich op eenen, zdo zij meent afdoeuden grond, daartegen verklaard, doch er is meer. Vooreerst zal het wel altijd ónmogelijk blijven om eene ,

209