pels mijner Iste kwaliteit Eng. en Germaansche pepermuntoliën niet helder op. 7°. Het soortelijk gewicht van de Po-ko olie was 0.9. Husemann en Oudemans zijn in tegenspraak over de reaotiën; Wöhler-Eittig en v. Gorup Besanez schrijven er weinig van. Over kookpuntsbepalingen heb ik niets gevonden. Ik had de werking op stralende warmte willen nagaan, maar Tyndall vond inde olie van Mentha piperita en die van M. sarracenica maar weinig verschil. *) En ook die proefnemingen noemde Prof. Tyndall onzuiver. Neem, als ’t u belieft, mijn goeden wil voor de daad en geloof mij uw belangstellenden lezer Nagelyoort. Een collega te G. wijst op de omstandigheid, dat bij het leerling-apothekers-examen en bij het praktisch hulp-apothekersexameu inde wet volkomen dezelfde bewoordingen voor het vereisohte gebezigd worden, namelijk: de kennis en geschiktheid, noodig tot het gereedmaken van recepten. Hij leidt daaruit af, dat het praktisch hulp-apothekers-examen overbodig kan geacht worden voor hen, die de acte van leerling-apotheker bezitten, zoodat aan die personen vrijstelling van het praktisch hulp-apothekers-examen zou kunnen verleend worden. Dit examen zou dan alleen noodig blijven voor hen, die geen leerling-apothekersexamen hadden afgelegd (hetgeen, zooals men weet, niet verplicht is vóór het hulp-apothekers-examen). Hij meent, dat de semicandidaten, die tevens eene acte van bevoegdheid als leerlingapotheker bezitten, nu noodeloos eenige maanden worden opgehouden, alvorens zij hunne studiën voor het apothekers-examen aanvangen en daardoor de tijd van 3 jaren, die de wet stelt, noodeloos wordt uitgebreid. De zaak verdient ernstige overweging. Indien men zonder iets meer op de boven gecurcieveerde bewoordingen der wet let, bestaat er geen enkel verschil. Indien men echter de wetsartikelen, waarin deze woorden voorkomen, in verband brengt met de overige bepalingen der wet, dan wordt wel degelijk verschil waargenomen, en we meenen, dat eene wet in dien zin moet ■worden geïnterpreteerd. Dat er nu vrijstelling van gedeelten van het litterarischmathematisch examen verleend wordt aan hen, die in het bezit zijn vaneen diploma van met goed gevolg afgelegd eindexamen der Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cursus of vaneen testimonium van hel gymnasium tot toelating aan de academische lessen, wie zal het wraken ? De kundigheden in talen en mathesis, die voor het verkrijgen van dat diploma of testimonium vereischt worden, zijn zeker hooger te stellen dan door het voorbereidend natuurkundig examen. Ook is eene vrijstelling1 van Nederlandsche en Latijnsche taal en rekenkunde bij het leerling-apothekers-examen voor hen, die het bewijs van goed afgelegd litterarisch-mathematisch examen bezitten alleszins te verdedigen, want ook hier is het bewijs sterker dan hetgeen kan verlangd worden. Met betrekking echter tot de kennis en geschiktheid tot het gereedmaken van recepten bij leerling-apothekers en hulp-apothekers verkeeren wij ineen geheel ander geval. Wel zijn beiden bevoegd verklaard, om onder de bepaling van toezicht de artsenijbereidkunst uitte oefenen, maar alleen aan den hulp-apotheker vertrouwt de wetgever de sleutel der vergiftkast toe en acht het voldoende dat een hulp-apotheker ’s nachts het gedeelte van het huis bewoont, dat tot apotheek bestemd is. Niets van dat alles behoort tot de attributen van den leerling-apotheker. Indien men de wet naar de letter opvat, kan de leerling-apotheker bij afwezigheid van apotheker of hulpapotheker geen recept gereed maken, waarin eenige zelfstandigheid voorkomt, die inde gesloten vergiftkast bewaard wordt. Is zijne bevoegdheid dus beperkt, de eischen bij zijn examen kunnen ook lager gesteld worden dan bij dat van den hulp-apotheker, die volgens de wet gecenseerd wordt zooveel kennis te bezitten, dat hij de receptuur in al haar omvang kan waarnemen. Het zou ons zeer bedenkelijk voorkomen, dat de vrijstelling verleend werd, die onze collega te G. verlangt, de geest der wet spreekt er tegen, al zijnde aangehaalde bewoordingen ook dezelfde. Gaarne vernamen wij ook het oordeel van andere deskundigen, ONDERZOEK OP ROODEN WIJN. Naar aanleiding vaneen onder bovenstaand opschrift in het Pharm. Weekbl. van 7 Nov. j. 1. voorkomend stuk van den Heer W. van der Gaag veroorlove de schrijver mij een paar opmerkingen. Onder de methode ter onderkenning van de echtheid der kleur van rooden wijn wordt daarin opgegeven: //Men praeoipiteert met eene oplossing van acetas plumbicus en schudt, ua volkomen neerslag, met amylalcohol. Goede roode wijn staat zijne kleurstof daaraan af, vervalschte niets of bijna niet,” *) Pepermunt 34 maal, M. sarrac. 38 maal grootere werking dan de lucht. (Tyndall, //Heat as a mode of action.”)

De Heer v.d. G. beweert dus dat bij goeden rooden wijn de amylalcoliol gekleurd moet zijn. Het omgekeerde is evenwel waar. Wanneer men goeden rooden wijn vermengt met eene voldoende hoeveelheid aoetas plumbicus en daarna schudt met amylalcohol, zal men inde vloeistof drielagen ontdekken, waarvan de onderste laag bestaat uit het praecipitaat ; de daarop volgende is eene kleurlooze waterige vloeistof en de bovenstaande amylalcohol zal dan niet gekleurd zijn. Heeft men geen acetas plumbicus bijgevoegd en den wijn direct geschud met amylalcohol, dan zal deze wel de kleurstof van den wijn opnemen. De bijvoeging van acetas plumbicus heeft ten doel de kleurstof van den wijn vast te leggen, opdat deze niet inden amylalcohol kan overgaan. Is nu de amylalcohol niettegenstaande de bijvoeging van acetas plumbicus gekleurd, dan ziet dit op eene vervalsching van den wijn met fuchsino. Nadere bijzonderheden omtrent eene vervalsching van rooden wijn met deze stof en de methoden ter opsporing kan men vinden in Hygieia le Jaargang n°. 14 en 17. Het niet kleuren van den amylalcohol is nu nog geen absoluut bewijs voor de echtheid van den wijn wat de kleurstof betreft, maar het gekleurd zijn duidt bepaaldelijk eene vervalsching aan. Ter verdere onderzoeking van den wijn kan nu de salpeterzuurproef dienen. Wanneer men rooden wijn met eenige droppels H N03 tot op 90 a 95° C. verhit, mag de kleur niet veranderen als men met echten rooden wijn te doen heeft, terwijl bij klaprozen, vlierbessen, cochenille en meer andere kleurstoffen de kleur zal verdwijnen of in geel overgaan. Er dient evenwel nog opgemerkt te worden, dat er voor de kleurstof van den wijn nog geene karakteristieke kenmerken bekend zijn, zoodat men bij het onderzoek van rooden wijn verschillende methoden tot opsporing van kleurstoffen moet aanwenden en door vergelijking van de resultaten eerst kan besluiten tot de echtheid der kleur; hierbij komt nog dat inden regel de verdachte wijnen uiteen mengsel van goeden en valschen wijn bestaan. Dit over de kleurstof. Thans wensch ik nog op te merken dat het alcoholgehalte door den Heer v.d. G. wel wat hoog is aangegeven. Er zijn wdjnen, die minder dan 10,6 °/0 alcohol bevatten en daarom toch niet als vervalscht moeten worden aangemerkt, terwijl een alcoholgehalte van 15°/0 bij roode wijnen wel zelden zal worden aangetroffen. Nog onlangs bepaalde ik door middel van den alamhic (het door den Heer v. d, G. bedoelde instrument) het alcoholgehalte in eene wijnsoort, waarvan ik een monster uit België ter onderzoek ontving en welke wijn door den zender direct uit Bordeaux was ontvangen; hot gehalte aan alcohol bedroeg hierin l%0/o. Gay-Lussac vond in verschillende wijnsoorten het alcoholgehalte varieerend tusschen 6 en 13°/0; het hoogste alcoholgehalte door Mayen gevonden in verschillende Eransche wijnen bedroeg 14 en het laagste 6,7°/0. De bovengenoemde alamhic, het instrument ter bepaling van het alcoholgehalte in wijn en bier, kan ik mijne collega’s zeer aanbevelen, daar men hiermede spoedig tot een resultaat komt, terwijl eene destillatie uit eene glazen kolf of retort nog al langwijlig is; ook de onkosten van dit instrument zijn niet zoo hoog dat zij de aanschaffing daarvan inden weg staan. P. G. Steensma. Bij de examencommissie van den milit. geneesk. dienst voor hoogeren rang, is van 39 October tot 10 November j.l. een voldoend examen afgelegd voor den rang van militair apotheker le kl. door den heer H. Romeijn, en voor dien der 2e kl. door den heer L. C. Beukers, respectievelijk garnizoen houdende te ’s Hage en Groningen. Persoonlijke aangelegenheden. De apothekers der 3de klasse van het O. I. Leger W. A. Kneepkens en E. Verschoof!' zullen den Sisten dezer maand naar Java vertrekken met het stoomschip //Koning der Nederlanden”. Openlijke correspondentie. In het volgend nommer een ingezonden stuk van den heer B. W. Dwars te Osaka in Japan over aldaar iugevoerden Sulphas chinini. Het aantal studenten inde pharmacie aan het Athenaeum Illustre te Amsterdam bedraagt (volgens het Handelsblad) 36. ERRATUM. Inde advertentie van den heer J. C. Woortman, alhier, (zie vorig nummer) is eene zinstorende fout geslopen; er staat: //Verbeterde oude Capsuleer-machines, moet zijn: Vereenvoudigde OUWEL Capsuleer-machines.