pharmac. Chemie waren afgewezen. Gelukkig echter voor de tegenwoordige studiosi, dat de heer Eijokman, apotheker en assistent van prof. Gunning, hun vrijwillig een paar uur per week in die vakken les geeft, welke colleges, in aanmerking genomen den Jeugdigen leeftijd van den Lector, alleszins schijnen te voldoen. Uit dit alles nu zal blijken, dat de opleiding voor Apotheker nog alles behalve luxurieus is te noemen. Is het niet eene groote billijkheid dat, terwijl de wet zware eischen stelt om de bul van apotheker machtig te worden, de Regeering volstrekt geene gelegenheid geeft tot verkrijging van de kennis daartoe noodig, en is het niet een schreeuwend onrecht, dat deze toestand nu reeds 10 jaren heeft geduurd ? Misschien is er, wat het theoretische gedeelte betreft, nog eenige hoop, dat er bij het bestaan blijven van het doctoraat in de Pharmacie (als onderdeel der medische faculteit) dat in het ontwerp voor Hooger Onderwijs, ’twelk eerlang zal worden behandeld, is opgenomen, de desbetreffende vakken door speciale professoren zullen worden gedoceerd. Ik zeg misschien, want ook verheffen zich stemmen tot opheffing van het doctoraat inde Pharmacie, zooals o. a, is uitgedrukt ineen adres, in het voorjaar van 1865 aan de Regeering opgezonden door den senaat der Leidsche Hoogesohool, op den naïven grond, dat de artsenijmeugkundige, die begeerig is naar een doctoraten titel, dezen even goed kan bereiken dooreen der graden inde wis- en natuurkundige faculteit. *) Was het misschien de meening van den wetgever dat de apotheek voornamelijk de plaatswas tot het verkrijgen der bekwaamheden, noodig tot het examen voor Apotheker, en stelde hij misschien daarom als voorwaarde eene tweejarige werkzaamheid als Hulpapotheker, dan moesten latere regeeringen uit de verslagen der examen-commissiën tot een ander gevoelen zijn geraakt en begrepen hebben, dal de studie voor Apotheker slechts voor een gering gedeelte inde apotheek kan geschieden. Zij moest daarop gezorgd hebben voor eene goede pharmac.-chemische inrichting en hadde dan den eisch om twee jaar als Hulp-apotheker in eene apotheek werkzaam te zijn (dit is de bedoeling van het artikel) moeten veranderd hebben ineen verplicht tweejarig werkzaam zijn in eene dergelijke inrichting. De bepaling toch vaneen tweejarig verblijf inde apotheek had, dunkt mij, moeten vervallen, nu juist te voren de Hulp apotheker een examen, uitsluitend in artsenij bereidkunde, heeft afgelegd, -f-) *) Ook Prof. Evers beweerde dit ineen onlangs in het Vaderland geplaatst stuk. Wij erkennen vroeger van dezelfde meening geweest te zijn, maar wij zijn er van teruggekomen en achten nu ook een afzonderlijk doctoraat inde pharmacie in meer dan één opzicht wenschelijk, o. a. dewijl voor een graad iu de wisen natuurkundige faculteit veel meer hoogere wiskunst wordt vereischt, dan voor de beoefening en uitoefening zoowel van genees- als van artsenijbereidkunde kan gevergd worden en noodzakelijk is. Wij kunnen er vrede mede hebben, dat de pharmacie onder de geneeskundige faculteit is gerangschikt. Wel maakt bij de geneeskundige wetten de artsenijbereidkunde een afzonderlijk deel uit, maar toch in denzelfden zin als bij het wetsontwerp zijn aldaar de algemeene bepalingen voor geneeskundigen en apothekers dezelfde. De vakken zijn te nauw verwant, om ze geheel en al te scheiden. Mocht onverhoopt het doctoraat inde artsenijbereidkunde in de Tweede Kamer schipbreuk lijden, dan verwachten wij van de wijsheid en billijkheid van Regeering en Vertegenwoordiging, dat althans voor pharmaceutisch onderwijs, voor eene pharmaceutische school, gezorgd zal worden evenals voor de wetenschap van het notariaat, hetwelk gereedelijk zal kunnen geschieden door de 2de alinea van art. 34 van het Wetsontwerp op hel Hooger Ouderwijs aldus te doen luiden: //Aan minstens eene der universiteiten wordt onderwijs gegeven in: //I°. de psychiatrie; //2°. de wetenschap van het notariaat; //3°. de wetenschap der artsenijbereidkunde.” Tevens, dat alsdan aan de aanstaande doctoren inde geneeskunde beter gelegenheid worde verschaft tot het aauleeren van die gedeelten der pharmacie, welke met hunne betrekking in nauw verband staan, waartoe de bepaling van art. 35 kan strekken: //Aan eene of meerder universiteiten kunnen, watrneer //Wij het noodig oordeelen, leerstoelen worden gevestigd voor //vakken of onderdeelen van vakken in deze wet niet vermeld.” Red. f) //Artsenijbereidkunde” zal hier moeten gelezen worden: //Artsenijmengkunde”. Ons komt het niet overbodig maar nuttig voor, dat de hulp-apotheker althans nog eenigen tijd als zoodanig inde apotheek werkzaam is. Voor de aanstaande doctoren iu de artsenijbereidkunde zou dit bijna onvermijdelijk zijn, dewijl zij dien graad zouden kunnen verkrijgen, zonder een voetstap inde apotheek gezet te hebben. De gronden voor onze meening hebben wij blootgelegd ineen artikel, voorkomende in N°. 34 van den vorigen jaargang (20 Dec, 1874.) Red.

Doch niettegenstaande verschillende adressen, die der Regeering reeds zijn aangeboden, en de vele overtuigende artikelen door den kampvechter der Pharmacie, den heer Opwijrda, in het Pharmac. Weekblad geschreven, blijft de negeering van de pharmaceutische opleiding voortbestaan. En terwijl er voor de vakken, waarvoor aan de academies-geene plaats is, groote gebouwen worden opgericht, terwijl Delft zijne Polytechnische school voor Ingenieurs en Technici, Breda zijne militaire academie en Utrecht een Veeartsenijschool heeft, zoo staan de pharmaceutische wetenschappen daar hulpeloos, levende van de kruimkens, die van de tafel der andere wetenschappen vallen. *) Laat Amsterdam zich dus aangorden (eene groote schare pharmac. studenten was steeds in die stad aanwezig); laat hij ze allen vereenigen en naast de ass.-artsen de ass.-apothekers voeden met wetenschappen; dit kan hij èn door het benoemen vaneen hoogleeraar inde Pharmacie (de rechte man wordt in het noorden met den vinger aangewezen) èn door het oprichten vaneen pharmaoeutisch-ohemisch laboratorium. (was geteekend X.) Naar aanleiding der veroordeeling vaneen apotheekhoudend geneeskundige wegens de onmogelijkheid voor de visiteerende Commissie om bij zijne afwezigheid zijne vergiftkast te onderzoeken, doordien een tweede verzegelde sleutel ontbrak, wordt inde Oeneesk. Courant gewezen op het onwettige en het gevaar, dat men dien tweeden sleutel voor een of meerder huisgenooten verkrijgbaar stelt, en wordt gevraagd, hoe hierin het best te voorzien. Niet ongepast achten wijde voorgestelde oplossing, namelijk dat al de apotheekhoudende geneeskundigen een tweeden sleutel ter hand stellen aan den geneeskundigen inspecteur der provincie, die dezen dan aan de gecommitteerden voor de visitatie kan medegeven. Bij apothekers is natuurlijk deze maatregel overbodig; zij hebben hulp of bevinden zich tehuis; bij de apotheekhoudende geneeskundigen daarentegen is het nemen van den een of anderen maatregel noodzakelijk door de zoo veelvuldig gedwongen afwezigheid bij het uitoefenen der professie als geneesheer. ERRATUM. In N«. 44, blz. 2, kol. 1, regel 4 en 5 van beneden staat: //non ia idem”, moet zijn: //non bis in idem. Persoonlijke aangelegenheden. Door den Goeverneur-Generaal van Ned. Indië is eervol ontslagen de stadsapotheker te Batavia, F. E. van Houtrijve, en aangesteld als stadsapotheker aldaar de particuliere apotheker J. G. Milius; geplaatst bij ’sßijks magazijn van geneesmiddelen te Batavia de apoth. 2de kl. H. Rolfl'; bij het hospitaal te Soerabaja de apoth. 3de kl. W. A. Kneepkens en E, Verschoof!’; bij ’ê Rijks magazijn van geneesmiddelen de apotheker Iste kl. F. Heckmeijer en de apoth. 3de kl. K. Broes van Dort; bij het scheikundig laboratorium te Batavia de apoth. 2de kl. A. C. van Ravenswaaij; bij het hospitaal te Soerabaja de apoth. Iste kl. W. J. E. Heokmeijer; bij den geneeskundigen dienst te Atjeh de apoth. Iste kl. C. F. Michielsen. Door den Kommandant van het Neder!, leger in Indië is geplaatst bij den g eneeskundigen dienst te Weltevreden de apoth. 2de klasse W. Pontier. De oud-hoogleeraar G. J. Mulder, te Bennekom, die zich zoovele jaren belast heeft met het oppertoezicht op de kweeke-Jingen voor den pharmaceutischen dienst in Oost- en West-Indië, heeft, wegens den min gunstigen toestand zijner gezondheid en het voortdurend verminderen van zijn gezichtsvermogen, zijn ontslag aangevraagd. (Utr. D.) Openlijke correspondentie. De grieven van den heer van Renesse tegen den heer Vrijdag Zijnen, apotheker te ’s Hage, zullen door tijdelijke afwezigheid van laatstgenoemden, eerst later opgenomen worden. S. te B. in het volgend nommer. *) Indien naar onzen wensch het doctoraat inde aitsenijbereidkunde behouden blijft, kunnen wij er niet aan twijfelen, of van de gelden, die van Rijkswege bestemd zullen worden tot aanbouw, onderhoud en verbetering der gebouwen enz. voor het onderwijs (art. 39 van het wetsontwerp op het Hooger Onderwijs) zal een deel voor het hoog noodzakelijk pharmaceutisch laboratorium bestemd worden ten dienste van aanstaande doctoren in de artsenij bereidkunde, maar ook van die inde geneeskunde. Bed.